‘Mittenwald’ door Jaap de Witte
Mittenwald, 1 augustus 2020. Het is één van die paradoxale, bevreemdende dagen. De temperatuur tikt net de 32 graden aan, de lucht is strakblauw met één bijdehand, voorbijdrijvend schapenwolkje en in de verte hoor je het zachte getik en gekletter van wandelstokken in de hoofdstraat. Het Karwendelgebergte torent, vastgeketend in de tijd, boven het Beierse bergdorp uit. Geraniums hangen in bonte kleuren over balkons en Maria’s waken trouw over straathoeken. Er is niets aan de hand. De toeristen zijn toeristen, de bewoners zijn de bewoners en Bertha nr. 36 staat in de dorpsweide, waar ze al vijf jaar staat – zo blij als een ei. Alles is zoals het was en zoals het is. Maar het is niet zoals het is. In Mittenwald hangt de sfeer van een groot geheim. Een verstikkend, duister geheim, waar niemand het over heeft. Een omertà dat ieders leven beheerst. Soms prikt dat geheim door alle sereniteit. Dan beukt het geheim met alle macht door het zomergevoel en slaat het de zomerdroom aan gort. Je grijpt in je broekzak om …