Ja de moeder is weer aan boord in La Vachette en niet bepaald voor even. Ze heeft voor twee maanden beslag weten te leggen op het appartement onder dat van Ruby. Echt een wonder.
Dat het later een minder groot wonder bleek, dan ik met Nederlandse naïviteit dacht, deed aan het buitenkansgehalte niets af. Het is deze laagseizoen-maanden gewoon nog lekker weer in Spanje, dat lokt inwoners uit het dorp weg. En trekt dus een ander soort inwoners aan. Pensionado’s bijvoorbeeld. Hoewel meervoud zwaar overdreven is. Het gaat in dit geval om Nederlandse pensionado’s met een kind in la Vachette en voor zover ik kan nagaan is dat er maar één.
Met bovenstaande is het dus al geïntroduceerd, het pensioen. Zo’n onschuldig klinkend woordje, maar ondertussen gooit het levens overhoop, in ieder geval het mijne.
Ik ga het er verder ook niet over hebben, want dat varkentje heb ik straks thuis nog te wassen.
Alleen nog even dit, het ging zo.
Ik zat dus thuis op de bank enorm met pensioen te zijn en had dringend behoefte aan obstakels. Van die zaken die je ’s morgens bij het wakker worden toegrijnzen, die je in de loop van de dag overwint, waarna je dan ’s avonds, blij met jezelf, op diezelfde bank naar iets onbenulligs mag kijken. Zolang ik voor de klas stond, hieraan geen gebrek. Maar nu thuis voorzagen Kat en Man totaal niet in die uitdaging. En ze bleken ook duidelijk niet van plan zich als zodanig te gaan manifesteren. Het heil moest elders gezocht.
Toen viel het me plotseling in. Er was voor mij wel degelijk een enorm obstakel te overwinnen.
Ik spreek geen Frans!!
Wel toeristen Frans waarmee ik me kan redden in winkels en restaurants. Maar geen Frans Frans. Ik functioneer niet, totaal niet, op een voldoende niveau om in een Frans dagelijks leven overeind te blijven.
Ik hoor bijvoorbeeld niet hoe grappig het vriendje van Ruby uit de hoek komt (‘nee mam hij lachte je niet uit’), niet of de buurman vriendelijk ‘goedemorgen’ zegt of wil dat ik mijn auto voor zijn deur weghaal.
Zeg ik nu bij de kassa ‘ja’ tegen spaarzegels voor koelkastbakjes of moet ik als de sodemieter de witlof nog gaan afwegen (o help, wat is witlof ook alweer in het Frans). Geen flauw idee.
Op de markt begrijp ik totaal niet hoeveel ik moet betalen. Ik heb quatre-vingt-quatre pas paraat, terug gevlucht naar de rust van thuis, bij een kopje thee. En hoewel die Franse marktkoopmannen ongetwijfeld alleen maar enorm aardige dingen tegen me zeggen, sluit hun lichaamstaal daar toch niet altijd helemaal op aan.
Nou dat obstakel dus, zou ik eens even gaan overwinnen bij Ruby in La Vachette. Geen sneu gedoe meer van een paar bladzijden woordjes leren en wat uurtjes per week hakkelen op een cursus. Nee, me onderdompelen in het Echte Franse Leven. Frans praten, Frans dromen, Frans ademen. Ik verwachtte er alles bij elkaar een maand of twee voor nodig te hebben. Niemand zette hier vraagtekens bij, achteraf gezien een veeg teken. Mijn man vond het een geweldig plan, de kat nog beter. Ik kreeg de auto mee en de zegen van de hele familie, die allang had gezien dat er op die bank iets moest gebeuren.
Er zullen weinig mensen met zoveel goede moed ergens aankomen. Het huisje was geweldig, de houtkachel een romantische uitdaging en Ruby woonde boven mijn hoofd. Opgewekt trad ik de buitenwereld tegemoet. ‘Ik’, schrijf ik nog. Ik realiseerde me toen nog niet, dat wanneer je de taal niet spreekt, dat ‘ik’ eenvoudigweg ophoudt te bestaan.
In Nederland ben ik een geweldige kwek, gewend te praten tegen alles wat beweegt. Ik hoop belangstellend en vriendelijk te zijn. Maar al na een paar dagen hier, kreeg ik het akelige gevoel dat mijn Franse omgeving me waarschijnlijk helemaal niet zo zag; niet belangstellend en verre van vriendelijk. Nee, ze vonden me, zo bedacht ik met schrik, misschien wel een stugge, zwijgzame vrouw.
En waarom zouden ze ook niet. Na mijn ‘bonjour’ viel ik meestal uit. Ik peinsde er niet over daar ook nog ‘ça va’ aan toe te voegen. Stel je voor dat ik antwoord kreeg, daar zou ik geen touw aan vast kunnen knopen. Als die vraag mij wél ten deel viel, riep ik meestal paniekerig ‘bien’, maar ik schopte het nooit tot een verdere toelichting. En tot overmaat van ramp zat de hulpeloze glimlach waarmee ik nog wat sympathie en begrip had kunnen genereren, verstopt achter mijn mondkapje.
Ik voelde me volkomen kansloos. Pik je in het Duits vaak nog woorden op die je een idee geven van de strekking van één en ander, in een Franse zin drijft nergens een reddingsboei.
En hoe goed je een eventuele openingszin ook voorbereidt, net als bij een spelletje schaak, je weet nooit welke zet de tegenstander doet.
Je vraagt in prachtig Frans aan die leuke buurvrouw of haar baby al doorslaapt. Uit haar stortvloed van woorden zul jij niet kunnen opmaken of ze een wanhopige huilbaby heeft of een zoeterd die pas tegen de ochtend wakker wordt. Tja en wat wordt dan jouw antwoord…
Op de vraag aan die aardige overbuurman of hij fijn heeft gewandeld, brengt hij enthousiast een schaaltje paddenstoelen. Je hebt geen idee of je ze vooral wel, of absoluut niet moet eten.
Twee keer stak hij nog de weg over om het opnieuw uit te leggen. Maar bij de tweede keer kon ik echt niet meer zeggen dat ik er geen klap van begreep, omdat ik de eerste keer al veel te begrijpend had geknikt. Enige lichtpuntje in dát gesprek was het woordje l’ail. Je mag er toch gevoeglijk van uitgaan dat Fransen hun giftige paddenstoelen niet met knoflook op smaak brengen…
En wees maar eens grappig in een vreemde taal….
En zo ben ik de weken door gestunteld. Genietend van de prachtige omgeving, van de gesprekken met Ruby (in het Nederlands, sufferd, zo leer je het natuurlijk nooit) en vechtend met de taal. Mijn omgeving zegt dat ik goed vooruit ga, maar ik weet wel beter. Hoe heb ik ooit kunnen denken dat ik in twee maanden wel even Frans zou leren spreken. Volgende week ga ik terug naar Nederland en reken maar dat ik er mijn Frans blijf oefenen met bladzijden woordjes, stuntelige lessen en harkerige gesprekken. Ik begrijp nu dat het de enige manier is en dat het een lang traject gaat worden. Maar ik weet zeker dat er een dag komt dat ze in Frankrijk méér dan een glimp van de echte moeder van Ruby zullen kunnen opvangen.
Heel herkenbaar, zelfs na 2 jaar! Maar al dat andere hier in de Franse bergen maakt het wat ons betreft acceptabel om met een gekrompen identiteit te leven ;).
Lieve Els!
We waren zo graag langsgekomen als dat stomme virus er niet was geweest!
Ik sta echt te popelen om mijn moeder jullie meesterwerk(en!!) te laten zien! Dan kan ze alleen maar geïnspireerd raken…
Hopelijk tot snel (mijn moeder gaat straks helaas weer weg maar ik kom graag babbelen met een theetje en een Fiekje erbij).
Mijn bek viel overigens open toen ik de foto’s zag van de schuur. Wow.
Mijn mond, pardon hihi.
Pingback: Gastblog Moeder woont in La Vachette II. | RUBY ELIZABETH