Een jaar geleden stond ik voor de spiegel bij Chambre Neuf. Een grote spiegel in de wc, altijd in vol ornaat omdat het daglicht ongehinderd door het raam schittert en de lamp ’s avonds weinig aan de verbeelding overlaat. We droegen toen strakke, donkerblauwe shirts en omdat ik zelf nog niet uitgeteerd was door het skiseizoen kon ik precies de lijnen van mijn lichaam volgen.
Hé, dacht ik opeens.
Mijn linkerborst is groter dan mijn rechter.
Ik was ervan op de hoogte dat borstmaten konden verschillen maar had tot dan toe gelijke borsten gehad. Na kort onderzoek moest ik concluderen dat er iets in de bovenkant van mijn borst was gekropen.
Vreemd.
Dat moet ik even laten controleren, dacht ik.
Maar goed, dat doe je dan niet, want het leven in het hoogseizoen draait op hoog tempo en knobbels in de borst draaien daar ongehinderd in mee.
Aan het eind van het seizoen werd mijn collegaatje plotseling wakker met een bult vlak bij haar oor. Ze ging naar de dokter en werd direct doorgestuurd naar Sallanches, ingepland op alle mogelijke kankeronderzoeken, als een hoopje emotie kwam ze terug op werk. De sfeer in de bar was grimmig. Zolang de resultaten niet terug waren was het leven van ons allen duister.
Ik heb een knobbel in mijn borst, dacht ik toen. Shit, ik moet ook naar de dokter.
Maar toen bleek het allemaal vals alarm, de bult op het hoofd verdween vanzelf en het vrolijke gefluit van de lente kreeg vrij toegang tot de werkruimtes.
En ik ging door met mijn leven.
Marcel was al die tijd op de hoogte van mijn knobbel, maar raakte er ook aan gewend.
Op een avond lagen we naakt in bed, in gesprek, en plotseling zei hij: Hé, you got another one.
Oh shit.
Aan de zijkant van mijn linkerborst voelde ik een klein bewegelijk knobbeltje, heel anders dan die andere, maar net zo vastbesloten om te blijven. Een maand later zat het er nog.
Ik vloog het internet op en kwam op de site van Pink Ribbon, en nog meer sites, klik, klik, klik. Waarschijnlijk niets maar toch even laten controleren, dat kwam overal uit naar voren.
Ik nam mezelf voor langs de dokter te gaan, een schimmig oud mannetje in een schimmig hokje verstopt in Chamonix waar je zonder afspraak langs kon, maar toen nam het leven weer vaart en bleef ik samen met mijn twee knobbeltjes.
Op een dag vertelde ik het casual aan Ben, kind van twee artsen, en die zei me: Je gaat nu naar de dokter of ik geef je nieuwe ski’s niet meer terug.
Die lagen nog in zijn auto van de skisessie van de vorige dag.
En hij gaf ze echt niet meer terug.
Dus ik sjokte naar de schimmige wachtkamer en wachtte op mijn beurt. Het duurde een eeuwigheid. Ik werd er zenuwachtig van. Ter afleiding appte ik met mijn zus, die op haar beurt mijn moeder op de hoogte stelde en opeens waren mijn knobbeltjes algemeen zorgwekkend goed.
Het schimmige mannetje kwam uit zijn schimmige hokje en zei me in het frans dat ik binnen mocht komen. Ik ging tegenover hem zeggen. J’ai un truc dur dans ma sein, zei ik hem, ervan uitgaande dat sein (borst) een vrouwelijk woord is, wat achteraf niet bleek te zijn. Hij vroeg me hoe oud ik was. Hoelang het er al zat. En fait, ilya deux, er zijn er twee. Ze zijn verschillend. En zijn ze er altijd? Ja, zei ik, ze zijn er altijd.
Het Franse oude mannetje tussen zijn boeken en papieren, de donkere meubels, het stof en stille daglicht, het vooruitzicht van mij naakt; ik was in een verjaarde film. Turks Fruit. Nog nooit had ik die gezien maar ik wist wel dat er een hoop naakt in voorkwam.
De dokter zei niets. Hij wees naar de plank of het bed of hoe je het ook noemt waarop je plaats neemt bij de dokter en ik nam plaats. Omdat hij niets zei trok ik zelf mijn shirts maar uit.
En toen onderzocht hij mijn borsten.
Hij heeft dit zo vaak gedaan, dacht ik.
Wat zijn het eigenlijk, borsten.
Een borst, twee borsten.
Hij vond mijn knobbeltjes en leek meer geïnteresseerd in de meest recente dan in de oude. En ze verdwijnen niet na je periode?
Nope.
Ik zag aan hoe hij mijn tepels onderzocht, hoe hij vervolgens wegliep, de deur uit en het balkon op, zonder iets te zeggen, hoe hij een sigaret opstak en ik zat daar nog. Ontbloot bovenlijf. Terwijl hij zijn brandende sigaret liet rusten op de balkonrand trok ik mijn shirts weer aan, want ik wist het ook niet. Vervolgens nam hij plaats achter zijn bureau, haalde een stel papieren uit een lade en begon ze in te vullen.
Uiteindelijk zei hij me hetzelfde als de internetsites: Het was waarschijnlijk niets, maar we moesten het toch even laten controleren.
Ik liep de ruimte uit met de vraag in mijn hoofd of hij zich mijn borsten die dag nog zou herinneren.
Een week lang moest ik wachten tot ik uit mijn periode was en mijn borsten in conditie waren voor een échographie et mammographie si nécessaire in Sallanches. Dat gaf mijn ouders de tijd om zich volop zorgen te gaan maken en mij de tijd om uit te zoeken waarom dit alles toch zo surreëel leek. En opeens realiseerde ik het me: Ik was in Chamonix. Hier bestonden echte problemen niet. Dood volgde uit de bergen, fysiek falen was louter het gevolg van ski- of klimongelukken en de conditie van mijn lichaam werd al twee jaar bepaald door mijn eigen trainingsprogramma en de tolerantie van de alpengoden.
Borstkanker?
Daar hadden al die jongens hier geen last van. En ik dus ook niet.
Donderdag om halfvijf moest ik onder de tietpers, zoals mijn zus het over skype noemde.
Mogelijke gevolgen, dacht ik in de auto:
1. Tiet eraf (dan nemen we er een van hout, zei Marcel).
2. Helemaal niets.
3. Kanker.
Het centrum in Sallanches was steriel. De glazen schuifdeuren gaven toegang tot een glimmend, wit bureau dat de gehele lengte van de smetteloze ruimte in beslag nam en werd bezet door een viertal dames, op gelijke afstand van elkaar, elk achter een computer. Ik werd verwezen naar de wachtruimte. Zes verschillende vissen in een kraakhelder aquarium.
The white, riepen ze me om.
Ik werd begeleid naar een hokje waar ik mijn shirts en schoenen moest uittrekken. Even later lag ik om mijn rug te staren naar de echobeelden op het scherm die de dokter van mijn borsten maakte.
Hoe oud ben je?
25.
Oh. Niets aan de hand. Ik zie niets en je bent te jong. Niets aan de hand.
Ik hoefde niet eens onder de tietpers. Goed nieuws, want dat schijnt pijnlijk te zijn.
De volgende dag werd ik gebeld door mijn vader. Ik had de ouders al bericht dat alles goed was, maar hij wilde het nog even checken.
Alsof ik toch even heel goed ben weggekomen, zo voelt het.
Dat ik een dansje van geluk mag doen om zo mijn papa te vertellen dat het allemaal ok is. Met knobbeltjes en al.
Lang leve de tiet 😳
Pingback: Shitpaard – RUBY ELIZABETH