Ik woon in een kippenhok.
Samen met een hippie. Een echte, een product van hippieouders. Jong maar vastbesloten.
Stel je voor; een ruimte waarin twee bedden passen, maar je elkaar niet fatsoenlijk in het midden van de twee kunt passeren. Een keuken gepropt in een keukenkast en een wc die nagenoeg de helft van de badkamer uitmaakt.
Ik kende haar niet. Het was een gok, wederom een avontuur.
Soms denk ik; zou ik niet een soort van progressie in de grote van mijn leefruimte moeten maken. Ik ben 23, kan ik het nog verantwoorden om op die leeftijd een kippenhok te delen?
En dan denk ik; nee, er zou geen ‘zou moeten’ meer op mij toepasbaar moeten zijn. Niet in dit kader althans.
Het leven in een kippenhok voelt als een feest. Alsof het ridicule van de grote van de kamer het legitimeert om het soort leven te leiden dat bij het hebben van een kippenhok past. Als het niet belangrijk is een zekere mate van privacy, ruimte en eigendommen te hebben, dan vallen daarmee ook een hoop andere geveinsde belangen weg.
Het maakt allemaal niet uit, zolang we het maar goed hebben. Dat idee.
Het is een gok geweest en mijn mede-kip en ik hebben elkaar getroffen. Ik vermoedde dat ze niet al te moeilijk zou zijn, daar ze bereid was met een onbekende deze deal aan te gaan. Tegelijkertijd was ik tot hetzelfde bereid en uit die wederzijdse beslissing kon ik al een soort gelijkgestemdheid opmaken. Toch had ze op alle mogelijke manieren razend irritant kunnen zijn – zoals ik dat zelf had kunnen zijn voor haar– maar dat is ze niet. Ze is leuk. Ze leest en schrijft en tekent en schildert.
En we maken muziek.
Ik heb mijn gitaar en mijn beperkte aantal akkoorden, en we hebben beide een troebel geworden achtergrond van zanglessen. Het is een kippenhok vol klanken.
Ik weet niet of ik op een zeker moment behoefte zal krijgen aan ‘een eigen plek’. Maar vooralsnog ben ik dankbaar voor haar aanwezigheid in mijn thuis, al struikel ik praktisch over haar heen wanneer ik onzorgvuldig uit bed stap. Er moet iemand ‘hoi’ zeggen bij binnenkomst en de theekopjes verzetten bij afwezigheid.
Dat heeft iets eindeloos geruststellends.
Pingback: Een fijn huisje – RUBY ELIZABETH