Blogs
Comment 1

En schitterende bergen

Hij kwam mee als vriend van een jongen die ik ook nog beter moest leren kennen. Blond haar, blauwe ogen, mager en razendsnel. Het was midden winter en de berg die we zouden beklimmen lag vlak achter ons. Ik voelde me wat onzeker, beide jongens waren sterke jonge bergfanaten die het beter en sneller zouden doen dan een Hollands meisje. Ik wilde ze niet tot last zijn, sterker nog, ik wilde net als de blonde jongen in opleiding tot berggids en geen flater slaan naast mijn ambities.

We moesten sporen die dag, wat hij in hoog tempo deed. Pratend, lachend, nam zichzelf niet serieus. Ik nam het op een gegeven over, het tempo ging ongetwijfeld iets omlaag maar ik bracht het er nog goed vanaf. De zon scheen en de sneeuw glinsterde, van de gesprekken die we hadden kan ik me flarden herinneren. Hij leefde het grootste gedeelte van het jaar in een bus, voor de bergen, in de bergen. Ik had toen juist de relatie met Marcel verbroken en was blij het busleven achter me te laten.   

We overbrugden een col, waar de jongen al snel uit het zicht gleed als kleurrijk ongeleid projectiel op ski’s. Recht naar beneden, om zijn techniek had hij de toelatingsexamens niet gehaald, zo luidde de grap. Aan de andere kant van de berg wachtte hij ons glimlachend op met een brede band om zijn blonde haren, zonder zich te realiseren, zo leek of geloofde ik, dat hij, in elk geval in mijn ogen, bijzonder aantrekkelijk was. Zijn aandacht was gericht op de bergen.

De vrienden hadden tijdens de aanloop een couloir gezien dat ze graag naar beneden wilden skiën. Of dat überhaupt zou kunnen wisten ze niet. Ik had nog nooit in het wilde weg een couloir geskied en vond het spannend. Het leek me erg steil, daarom durfde ik hoog bovenin geen bochten te maken en deed kleine stapjes naar beneden. Na aanmoedigingen liet ik het los en skiede in grote bochten naar beneden. Het werd een mooie dag.

Mijn herinneringen daarna kan ik niet in juiste volgorde terughalen. Ik denk aan een café in de binnenstad van Briançon waar we, in hetzelfde gezelschap, alle bergavonturen oprakelden die ons bijna de kop hadden gekost. Ik was zelf na een abseilfout en een lange val in een randspleet gekukeld, hij was na een abseilfout in een boompje blijven hangen, op honderd meter afstand van de bodem van de Verdon.

Ik denk aan een spelletjesavond waar we, wederom in hetzelfde gezelschap, over onze families spraken, relaties, het leven. Ik was net als hen nieuw in Briançon en voelde de energie van – en hoop op – een nieuwe vriendengroep. Tevens werd ik omringt door basejumpers en ambitieuze alpinisten. Wat hun families vonden van het risico dat ze namen? Ik herinner me het antwoord niet meer.

Ik denk aan die paar keer dat ik ging hardlopen in de bergen waar hij zijn bus had geparkeerd. Ik hoopte hem niet en wel aan te treffen, wist niet zo goed wat ik wilde.

Ik denk aan een skitocht door het bos van Monetier, in de richting van een fameus couloir dat volledig aper bleek. Weer een stralende dag, hij als een raket omhoog. Een dier was het. Op de terugweg viel ik in een gat dat me mijn knie kostte. Het was de tweede blessure die ik zes weken later meenam naar het tweede examen van de ENSA, dat ik voor een tweede keer niet zou halen, deels omdat ik volledig in de war was geweest. Het vond plaats drie weken na het ongeluk dat ’t leven van Céline en Elise had gekost.

De laatste keer dat ik met hem op pad ging was in diezelfde tijd. Ik herinner me een paniekaanval op de flank van een berg in Cervières. Toen schaamde ik me daar nog voor, omdat ik ervan overtuigd was geweest dat ik als alpiniste het gebeurde gemakkelijk achter me moest en zou kunnen laten. Toch heb ik overwegend kalme herinneringen aan die dag.

Nog lang daarna negeerde ik uitnodigen van hem en anderen om de hort op te gaan. Twee jaar later kwam ik hem tegen in de dorpskroeg en excuseerde ik me voor mijn radiostilte. Ik was toen al lang met Thibault en hij met zijn vriendinnetje, we leefden in verschillende vriendengroepen. Het was nog steeds een mooie, en bijzonder vriendelijke en vrolijke, jongen.

Ze hadden misschien geen fout gemaakt, maar journalisten zeiden in het nieuwsbericht dat het ging om een gids van negenentwintig jaar uit Val-des-Près, het buurdorp. Wij kenden alle jonge klimmers uit al die dorpen goed, dus werd er kriskras in de rondte gebeld. Niemand was dood.

De opluchting duurde een middag. Hij had er slechts een paar maanden gewoond. Hij was vierhonderd meter naar beneden gevallen, vrijdagochtend.

Ik kan het alpinisme vervloeken en oprecht spijt hebben dat ik me er ooit mee heb ingelaten. Doden voelen zo nutteloos dat ik niet altijd meer kan invoelen hoezeer alpinisten leven. Het fysieke aspect van de alpine dood vind ik zo walgelijk dat gedachtes eraan me zelf verscheuren vanbinnen, zo’n jong gezond lichaam aan gort, ik word furieus van de agressiviteit van de diepte, van het onherstelbare, van dat ene moment waarop alles achteloos inbeukt en misgaat en nabestaanden op berichten wachten, ik haat het allemaal bij elkaar.

Toch zie ik het, bij hem. In mijn herinneren, wat zijn familie en vrienden op zijn begrafenis ongetwijfeld over hem zullen zeggen. Dat ’t toch niet anders had gekund, dat risiconemen, die avonturen. Hij hoorde daarboven. Hij straalde. Zo simpel is het dan toch ook weer.

Ik grabbel door naar herinneringen en vind er telkens iets minder. We waren slechts enkele briesjes in elkaars bestaan maar toch waait hij even stevig in het mijne. Dan zal de wind gaan liggen en kom ik hem daarboven weer tegen, waar sneeuw is, en schitterende bergen. Dat is nu zeker.

This entry was posted in: Blogs

1 Comment

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s