Klik hier voor deel I!
Terwijl mijn vader de waardin hielp met de schoonmaak, hield ik de wacht op het terras. Ik zag toeristen met glitterschoenen en grote camera’s richting de hut lopen, Noordelijke families met verbrandde vaders, alpinisten met tassen en touwen en gidsen die me ter plekke over mijn bol aaiden en vroegen wat mijn laatste beklimming was geweest. ‘Agneaux’, zei ik dan met een klein beetje teleurstelling.
Toen één zo’n stomme gids me optilde, op de kop naar binnen droeg en tegen mijn vader zei dat ‘ie onderweg iets grappigs had gevonden, waardoor ik natuurlijk heel hard moest tegenstribbelen en lachen en helemaal niet meer oplette, schuifelden de dametjes ongezien de hut binnen en namen plaats achter dezelfde tafel als vorige keer. Na een uur lang stiekem kijken – er gebeurde niet zoveel – en al mijn moed bij elkaar te hebben geschrapt, liep ik voorzichtig op ze af. Van dichtbij waren ze nog véél ouder.
‘Uh…’ begon ik voorzichtig. Ik durfde ze niet aan te kijken.
‘Uh… Hoe… Hoe lopen jullie dat hele eind naar boven. Ik bedoel…’ Nog steeds keek ik naar de neuzen van mijn bergsloffen, zag een blauw bolletje wol op de grond liggen vlak naast een dikke beige voet in een sandaal. ‘Ik bedoel, het is best wel… u bent best wel…’ Vlug keek ik op, de linker glimlachte.
‘Lief kind, we lopen niet naar boven. We lopen naar beneden.’
Ik rende weg, de keuken in naar mijn vader die wortels aan het snijden was voor zijn waardin.
‘Pap! Ze komen van boven! Ik heb het ze gevraagd!’
Nu ik wist dat ze van boven kwamen was eigenlijk nog niets opgelost. Ik zou ze moeten volgen naar hun woonplek, hun bejaardentehuis op hoogte, hun graf desnoods, maar ik had die vrouw van de hut beloofd dat ik haar zou helpen koken. Of eigenlijk had ik dat aan mij vader beloofd, maar goed.
Van boven de grote soeppan kondigde ik aan dat ik nu toch wel echt graag de Dibona wilde beklimmen, of de Sialouze, want het bleef de hele week goed weer en we hadden nog heel veel vrije dagen. Mijn vader suggereerde Arête de Cinéaste of Point Louise, beiden niet ver van de hut, maar ik zei ‘nee’. Ik zou de volgende middag achter de dames aanlopen en ontdekken waar ze vandaan kwamen, daarna zouden we afdalen en doorgaan naar een andere hut. Dat was de planning van nu af aan.
Tijdens het avondeten vertelde een oude vriend van mijn vader, die zijn klanten alleen had gelaten boven hun soep (mijn soep dus), dat hij op de terugweg van zijn tocht, Point Louise, langs een opening in de bergen was gelopen, bijna een soort grot, en dat hij even binnen had gekeken.
‘Weet je wat ik daar zag, in die grot?’
‘Nee.’ Wat hij ook zag, het was toch niet waar.
‘Drie fauteuils.’
‘Nee.’
‘Jawel.’
‘Waar dan?’
‘Vlak naast de gletsjer, een beetje onder een overhang.’
Ik keek naar mijn vader, die keek heel serieus.
‘Jullie houden me allebei voor de gek. Ik weet waar dat is. Daar zit geen grot.’
‘Niemand weet ervan,’ fluisterde de vriend terwijl hij zich naar mij toe boog. Ik keek intuïtief even om me heen. ‘Je ziet hem alleen als je weet dat íe bestaat.’
Ik twijfelde.
‘Vreemd’, zei mijn vader. ‘Ik zou hem niet geloven.’
‘Nou’, zei de gids, ‘ik weet wat ik gezien heb.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen en moest even nadenken.
Toen had ik een ingeving: Ik liep naar de klanten boven mijn soep en vroeg: ‘Zijn jullie vandaag bij een grot gestopt?’
Het viertal keek me verbaasd aan.
‘Ja of nee?’
De oudste knikte langzaam ja.
‘En hebben jullie daar stoelen gezien?’
Weer knikte hij langzaam.
‘Hoeveel?’
‘Uh…’
‘Hoeveel?’ herhaalde ik.
‘Drie’, zei hij opeens met veel zekerheid.
‘Weet u het zeker?’
‘Nou ja, het was wel heel donker, maar het waren er toch echt wel drie, ja.’
Die avond won ik met schaken van zowel mijn vader als de gids en mocht ik van de waardin zelf mijn dessert kiezen, wat een kom vol chocoladepastilles werd die ik niet eens op kreeg voor ik op de bank naast mijn vader in slaap viel.
’s Nachts had ik echter een nieuw probleem: er stonden drie fauteuils in een grot richting Point Louise en ik geloofde daar natuurlijk niets van, maar er waren ook nog drie vrij rondlopende dametjes en ik moest nog maar zien hoe dat allemaal verklaard kon worden.
Published on January 25, 2021
Hey Ruby, mag ik jouw e-mailadres? Je kunt een e-mailtje sturen naar Christinevandenhoveapestaartgmailpuntcom. Ik wil nog iets met je delen.