Aanvankelijk dacht ik dat Bruno de enige magiër in de omgeving was, maar na een nacht van zo’n twaalf uur en een levendige droom op het einde, weet ik dat ook Yann, mijn opleider, een dubbelleven leidt.
Hij verscheen in mijn droom gekleed in een lange, vilten, paarse jas, een mager silhouet met een bruine hoed op het hoofd, zijn donkere hertenogen precies het donker van de nacht waarin hij rondliep.
Zo kende ik Yann nog niet. Hij is al jarenlang een van de vier opleiders van de CRET, diegene die ik het minst heb gesproken omdat hij altijd binnen zo’n tien seconden verdwijnt met de sterken onder ons. Hij skiet alsof skiërs bestaan in het besneeuwde woud, snel, licht en soepel als een horde elegante dieren dat het open veld traverseert.
Niemand weet precies wat hij technisch gezien met zijn ski’s doet. Dat er magie rondom heerst verbaast me daarom niet. Misschien had ik hem al eerder voor magiër aan kunnen zien.
Want ook zijn karakter is markant. Hij houdt zich op de achtergrond en lijkt zich vanaf daar stil te amuseren, vriendelijk maar ondoordringbaar en altijd kalm. Altijd. Met een lichte ironie in zijn glimlach, alsof hij dingen weet die wij toch nooit te weten krijgen.
Maar nu weet ik iets. Yann is een magiër.
Na de lange nacht van gisteren volgde een lange morgen, waarin we in het kader van een oefenexamen met alle eenden van de CRET zo’n 1400 meter omhoog moesten en beoordeeld werden gedurende de afdaling. Ik had mijn gelukoorbel in, een klein gouden boompje in een kleine gouden cirkel, en was wonderbaarlijk genoeg niet eens zo moe daarboven op de berg. Het was Yann die het startsein gaf voor mijn afdaling.
Ik maakte een aantal scherpe bochten in de richting van een couloir, waarnaast twee andere opleiders met hun notitieboekjes stonden opgesteld. Ritme, was mijn nieuwe uitdaging, snelheid en ritme. Bocht, bocht, bocht. Diep verzonken in het skiën zag ik niet dat er beneden een rood lint was gespannen, nee, ik maakte bocht na bocht en kwam zo, hop, in het diepe gat terecht dat erachter lag.
En daar had ik een idee.
Het gat was zo diep zijn dat ik bleef vallen en uiteindelijk terecht kwam op de aarden grond van een kleine donkere ruimte, vlak naast een eikenhouten bureau en een stoffen lamp die amper verlichtte. Daar, in dat zwakke schijnsel, zat Yann, nog steeds in zijn lange, vilten, paarse jas met de hoed op het hoofd. ‘Welkom… Ruby’, zei hij, met een twinkel in de ogen. ‘Heb je jezelf geen pijn gedaan?’ Ik stond op en klopte sneeuw uit mijn kraag en capuchon. ‘Nee…nee, ik geloof het niet’.
In werkelijkheid had ik mezelf wel pijn gedaan: Ik was zo’n twee meter naar beneden gekukeld en met mijn hoofd op de rand van het gat terecht gekomen. Mijn ski’s lagen scheef over elkaar heen en mijn benen begraven in de sneeuw. Ik moest verifiëren of ik nog uit één lichaam bestond en of dat lichaam nog kon bewegen, uiteindelijk bleek ik slechts een klap op mijn kop te hebben gehad en die zat er nog aan. Ik groef mezelf uit en gleed, enigszins kierewiet, over de piste naar beneden.
Een remedie tegen een klap op de kop is een kop thee en een boek, en voortkabbelende siësta’s waarin ik me steeds afvraag wat Yann zou hebben gezegd of gedaan, ware ik echt in zijn werkkamer terecht gekomen.
Zou hij me het geheim van skiën hebben verteld? Of mijn ski’s hebben betoverd? Zou hij me mee hebben genomen met zijn horde elegante dieren, een winterse ochtend door een woud waar geen liften of skiërs bestaan, de stilte van de sneeuw alleen doorbroken door ons gedempte hoefgetrappel?
Pingback: Van Dynafit Vulcan naar Scarpa F1 | RUBY ELIZABETH