Het huis waarin ik opgroeide was doormidden gedeeld. Boven woonde oma Sienie, een pittige oude dame en tevens de moeder van mijn vader, en beneden woonde wij, in het prachtige, warme, krakende labyrint van mijn jeugd.
In het deel van oma stonden zware houten meubelen, cactussen, een piano, een enorme witleren hoekbank en een televisie op luid (zo luid dat we het nieuws beneden beter konden volgen dan zijzelf daarboven: ouderdom). En twee olifantenslagtanden zo groot als wijzelf bewaakten de toegang tot haar woonkamer.
Tweede kerstdag was oma de chef en aten we aan haar ronde tafel, waar vaak ook, in de vakanties, een enorme puzzel lag (ik herinner me niet meer of we die afbraken voor de gelegenheid, dat moet haast wel). Ze maakte dikke Surinaamse pinda kippensoep en hemelse modder, een dessert met slagroom, ananas, lange vingers en rum voor de volwassenen.
Ik heb dat laatste recept gemaakt op mijn verjaardag voor mijn Franse vrienden en ze keken er vreemd naar. Een dot met slagroom, ananas en lange vingers die met een flats in een bak terecht komt en als zodanig wordt geserveerd is niet zo Frans. Fransen zoenen wanneer ze kennismaken, drinken alleen goede wijn en eten laat en delicaat.
Uiteindelijk waren ze nieuwsgierig genoeg om te proeven, maar zo snel als oude stinkkaas ging het niet.
Soms vergeet ik dat de wereld van thuis er anders uitziet, tot ik hemelse modder serveer aan mijn Franse vrienden. Tot de familie van Fieke over de vloer komt en dineert met Hollandse humor, directheid en gezelligheid. Tot ik denk aan de hockeysticks die staken uit de rieten mand in de gang of het gesneden, rechthoekige brood van de Albert Heijn of de slagtanden van oma Sienie.
Het cultuurverschil is misschien niet enorm, maar ze hebben hier toch echt geen idee waar ik vandaan kom.