Als je persé naast de hoogste berg van Europa wilt wonen, dan lever je onvermijdelijk in op zonlicht. Er zijn huizen in de vallei van Chamonix die zelfs in de zomer geen zon zien. De winter hier is nu eenmaal een donkere aangelegenheid, maar stel je eens voor dat de lente aanbreekt, de vogels fluiten, de ramen openzwaaien en geen zonnestraal de kamer verwarmd…!
Gelukkig bestaan er dorpen zoals Coupeau, gelegen tussen de bossen aan de overkant van het massief. Zelfs ’s winters ontsnappen die nog aan de schaduw van de Mont Blanc, al is het maar voor een uur of twee. Zonlicht is goed voor een mens. Daar bloeit ze van op. De chalets schieten hier dan ook uit de grond, ik ken de cijfers niet maar op basis van hun voorkomen schat ik in dat de helft ervan gedurende de laatste tien jaar gebouwd is. Grote, moderne chalets met zoveel raam dat je ’s avonds steevast een inkijkje krijgt in het leven van de rijke bergbewoner.
Twee bochten onder het appartement van Adria en mij staat een oranje hijskraan die overdag met veel lawaai zo’n gebouw in elkaar zet. Aan het einde van diezelfde weg hebben ze zojuist zo’n honderd vierkante meter aan bomen weggekapt, want volgens BIG MAT komt daar een appartementencomplex. Vlak ernaast liggen de bomen eveneens op de vlakte voor een terrain constructible dat nog verkocht moet worden, met een oerlelijke bouwsuggestie op een plastic bord dat achteloos in de bosjes lijkt te zijn gegooid. Gemeente Les Houches kan dadelijk wederom het dorpsplein renoveren, of een extra World Cup op de Kandahar organiseren, of misschien eindelijk die trein naar de top van de Mont Blanc realiseren.
Ik vraag me af of er iemand is die het overzicht houdt. Iemand die een stap achteruitzet, de vallei van Chamonix in zich opneemt en zegt: ‘Nu is het genoeg geweest’. Op een zeker moment zal er toch een nationaal park van gemaakt moeten worden, anders hebben de honden straks geen boom meer om tegen te pissen. Ze mogen mij er best uitgooien.
Als ik de Mont Blanc was geweest, dan zou ik mijn schaduw definitief over de hele vallei werpen en rustig wachten tot al het menselijke ongedierte rillend wegtrekt, hun smogprobleem inclusief. En dan, als ze het wel uit hun hoofd laten om terug te keren naar die kille, onwelkome dieptes van het massief, dan zou ik stiekem weer wat zon doorlaten. Voor de bladeren van de bomen die net als ons de warmte wel waarderen.
❤