De regen probeert de sneeuw uit de vallei te spoelen en de wind blaast het poeder van de hooggelegen flanken. De bossen ogen donker, kaal en triest. Chalets druipen en krimpen met een meter, hun houten geraamte is plotseling weer zichtbaar. Een warme storm stopt onze lange, witte winter terug in de ladekast van onze hoop. Wat zijn we toch miezerig en afhankelijk.
Gisteren nog daalden Marcel en ik af door een laag poeder zo hoog als ons onderstel. Hij nam me mee door het bos boven Lavancher, door de steile, diepe sneeuw van een ogenschijnlijk succesvolle winter, langs bomen die niet voor ons opzij gingen en mijn lef bevroren. Gedurende die ene afdaling verloor ik al het zelfvertrouwen dat ik de afgelopen maand moeizaam bij elkaar had gesprokkeld. Daar stond ik weer, met mijn vreemde ski’s aan mijn onwennige voeten.
Alles dat resteert vandaag is het geluid van miljoenen druppels op de naakte grond en een vergelijkbare hoeveelheid onzekerheid. Wat doe ik in een smeltende wereld? En wat in een besneeuwde wereld die te hoog voor me gegrepen is? Hoe lang ga ik mezelf nog zoet houden met deze onvoorwaardelijke illusie?

Fotocredits: Sam de Goede