Mijn kluizenaarsbestaan hier op de berg ligt ergens tussen nagenoeg perfect en volstrekt onwerkelijk. Ik word wakker met het besneeuwde Mont Blanc massief aan de overkant, twee ongeduldige ski’s en een pruttelende koffiemachine. Het enige dat ontbreekt is het gezelschap waarmee ik mijn geluk deel. Als Adria niet thuis is, praat ik tegen mijn onzichtbare huisdier en de sympathieke muren van het chalet. Mijn vriendje zit in Spanje, mijn vrienden God mag weten waar en mijn familie in Nederland.
Echter, net als de dagen eentonig dreigen te worden, kloppen Fieke en haar broer aan. Sam is een fotograaf en komt met camera’s, twee stuks, zo’n oude vierkante en een geavanceerde met een lens die pontificaal mooi en duur op de camera is geschroefd. Fieke komt met Jumpy, het rode busje dat moeite heeft met de besneeuwde helling richting Coupeau maar zich heel stoer naar boven ploegt. Ik ben blij met de schuur onder het huis, waar Jumpy even afgeschermd van de sneeuw haar motor kan rusten en koplampen kan sluiten. Voel ik me ook weer een goede gastvrouw.
Sam en Fieke willen skiën. Ik breng ze naar Les Houches – Jumpy brengt ze naar Les Houches – waar we bijna het eerste skiliftje hebben en ongetwijfeld het laatste. Ik volg in hun carfcirkels, spring, lach, duik, val, geniet. De zon zakt achter de bergen en Sam maakt foto’s.
Goedkope kerstmuziek kraakt uit een laptop, kaarsjes branden. De champagne van de avond schiet gelijk naar mijn hoofd, waardoor ik met gloeiende wangen luister naar de gesprekken tussen Adria, Sam en Fieke. Mijn plastic discosneeuwpop kleurt roze, groen en blauw in een hoek van de kamer. Het Mont Blanc massief ligt onverstoorbaar achter de ramen. De muren zwijgen.
De volgende morgen rijdt Jumpy ons Col de Montets op, waar de weg vakkundig uit de sneeuw is gehakt en de wereld nog witter is dan thuis. Ze zet ons af bij Le Buet en wacht geduldig op de parkeerplaats tot we terugkomen van een skitour. We binden de skins onder en volgen een nauw paadje door de vallei richting Col de Berarde. Soms stoppen we om op adem te komen of de bergen en elkaar op de foto te zetten. De dennenbomen druppen van de dooi, maar bovenin de Aiguilles Rouges ligt genoeg poeder voor een zwevende afdaling. Sam carft zijn stilistische halvemanen en Fiek giebelt erachteraan. Ik kan het weer! – schreeuwt ze.
Tot mijn grote teleurstelling serveren ze geen kaasfondue in Hotel Buet. We nemen genoegen met een croute, een prijzige toast met een gesmolten kaas. En een biertje.
Als ik de volgende dag op de piste van Les Houches sta, zoek ik verwildert naar het blonde gezelschap van de de Goedes. Ik kijk onder de sneeuw, in de bomen, achter de liftjes. Maar ze zijn er niet. Verslagen en verdrietig plof ik neer in de sneeuw. Jumpy. Die heeft ze meegenomen naar Villard Trottier. Dat vervloekte rode busje. Ik mijmer over de afgelopen dagen en staar naar de bergen, tot er plotseling een dikke sneeuwbal op mijn hoofd uiteen spat. Wat was dat? Ik kijk op en zie de staart van mijn onzichtbare huisdier op een meter of vier uit de sneeuw steken.
Hé jij! Kom hier jij!
(Sam’s foto’s komen in het portfolio, credits voor de blogfoto’s aan de Fiekert)