Ik heb helemaal geen zin om op te ruimen. Met name niet om schoon te maken. Het soort schoonmaak dat nog ergens over gaat ook, want Adria en ik zien beide graag onze borg terug.
Het ergste is nog dat ik dingen moet weggooien. Want ik heb nog steeds het stadium in mijn leven niet bereikt waarbij een opbergruimte hoort. Wat in een winkelwagen past, is van mij, de rest is een probleem.
Ik heb het grootste gedeelte van de tijd een dak boven mijn hoofd, maar omdat dat dak zo vaak van gedaante verandert kan ik nooit ergens iets opbergen. Toen ik uit Amsterdam vertrok liet ik een deel van mijn spullen bij mijn ouders achter en nog het meeste op de boerderij van de ouders van Fieke. Mijn hele boekencollectie. Al die dagboeken. Verhuisdozen aan emotionele waarde.
Er staat het een en ander opgeslagen in Marcels oude kamer in Spanje en alles wat ik deze winter heb geaccumuleerd ligt in stapels om me heen.
Wat nu.
Altijd reist de vraag: Wat is nu werkelijk de waarde van dit alles?
Stel dat de ouders van Fieke denken, weg met die dozen. Op een gemoedelijke avond gebruiken ze mijn boeken om de BBQ mee aan te houden. Wat is dan het verlies?
Ik denk dat ik niet eens een tiende van alle boeken daar op hun zolder bij naam zou kunnen noemen.
En al mijn zorgvuldig neergekrabbelde pubergedachten? Die zijn toch te gênant om terug te lezen (niet eens gênant: ronduit saai).
Het is een gevecht tegen mijn hamsternatuur dat ik uit praktische redenen moet zien te winnen. Meer nog is het een keuze: meer vrijheid is minder spullen.
Maar dan: Ik zet niet mijn nieuwe ski’s bij het grofvuil, noch mijn tandenborstel. Sommige dingen heb ik nodig. Sommige spullen zijn het resultaat van een grote investering. Sommige dingen maken me zielsgelukkig (de fluffy Tiroler bergmarmot die jodelt en het cadeau was van mama).
Ik wou dat er ergens in de wereld een plekje bestond dat van mij was. Ik bezit nog geen vierkante centimeter. Zelfs mijn oorbel zou ik niet zorgeloos kunnen opbergen.
Ik droom er wel van, een plekje.
Het is de tijd echter nog niet. Ik zou er teveel voor moeten opgeven.
Dus, wat is mijn zelfverkozen realiteit: Dat ik spullen weg moet gooien en voor de rest een oplossing moet zien te vinden. Ik geloof dat de zwervende alpinist doorgaans kiest voor een busje. Rondtrekken met de ijsbijlen, ski’s en camelots op een rugzak is eenvoudigweg niet mogelijk. Je wil een ruimte op wielen; niet eens om definitief in te wonen, maar vooral om al die stiekem peperdure zooi van een veilig onderkomen te voorzien.
In mijn geval betekend een busje echter een rijbewijs en tevens de aanschaf van het busje zelf. Een investering. Nog één.
Adria en ik hebben een week om het huis in te pakken. Een week om de waterpistooltjes in de prullenbak te gooien. Ik kan voorlopig links en rechts wat dingen kwijt en moet dan toch de realiteit onder ogen zien: Inderdaad dat rijbewijs en die bus, het huren van een opslagruimte of een semi-vast onderkomen.
Een week van ramen lappen en wc’s uitmesten om erover na te denken.
Wanneer komt overigens de tijd dat je spullen op een chippie kunt zetten? Dat ik mijn ski’s even online kan parkeren? Gewoon een mapje op de computer (Tiroler bergmarmot & waterpistooltjes)?