De wegen van Chamonix brengen me geen vrijheid meer, geen ontdekking of avontuur, maar het benauwde idee dat ik hun richting moet volgen. Ik voel het als Marcel me in de bus door de vallei rijdt, en op de fiets, en te voet.
Het is genoeg geweest.
Chamonix verlaat je niet zomaar. De winterplannen liggen al klaar: Zonder twijfel Chamonix, met haar toegankelijke afdalingen en meesterlijke bergen om de hoek. Maar het idee om nog een zomer tussen al die trailrunners en dure zonnebrillen mijn weg te vinden, spreekt me niet aan.
Wat dan wel?
Nog altijd ligt daar het Écrins plan, waar de beesten door de vallei lopen en de mensen Frans spreken, waar ik ben opgegroeid als alpinist en trots met mijn beste vriendinnetjes op de top van de Barre stond, waar hippies en bloemen uit de grond schieten en Marmotten je vriendelijk komen begroeten (lelijke dikzakken die gewend zijn aan de toeristen).
Maar om eerlijk te zijn… trekt Chamonix noch Des Écrins me. Noch de andere alpenlanden, noch Spanje, noch Nederland.
Weet je waar ik zin in heb?
In verandering. In een wervelwind door mijn hersenpan en een stempel in mijn paspoort die me voor het eerst buiten Europa brengt (oh God, denkt mijn moeder nu). Ik wil nieuwe dromen, een nieuw decor voor mijn fantasie, een weg uit mijn zelfobsessie. Ik zou me graag weer eens willen verbazen om de gedachten die opborrelen in mijn hoofd. Ik ben mezelf zat en de uitdaging die mijn dagen brengen net zozeer.
Misschien is het afdoende om een goed boek te lezen.
Misschien moet ik een ticket boeken naar Nepal.
De realiteit is dat ik een deal met mezelf heb gesloten en mijn ratio me verplicht om me voor te bereiden voor het gidsenexamen. Juist dit soort momenten geven betekenis aan het woord commitment (kan ik dat nou echt niet vertalen? You have to commit, schiet het steeds door mijn hoofd).
De kans is daarbij groot dat ik het grote avontuur – reizen, ontdekking – romantiseer. Wie zegt dat ik mijn gedachtenpatroon doorbreek als ik mezelf in Zuid-Amerika neerzet? Het is mijn gedachtenpatroon zelf dat me verleid daarheen te gaan. Zitten onder de palmbomen die al bestaan in mijn fantasie, kijken in de bruine kinderogen die ik ken van Google Afbeeldingen, struinen tussen de voeten van Westerse backpackers die een paar maanden later door het gras van Vondelpark Amsterdam lopen…
Dat is niet waar. Reizen zou veel met me doen, dat weet ik zeker. Gevaarlijk veel.
Juist daarom komt de timing van deze plotselinge drang me slecht uit. Mijn willekeurige en allesomvattende bergliefde komt me doorgaans goed uit, want dat geeft mijn leven betekenis en richting. Ik zit niet te wachten op een bestaanscrisis.
Toch komt dat hele berg-op berg-af me even volledig mijn trot uit.
Op.
Af.
Op.
Af.
Commitment, Ruby. Commitment.
Ik heb om precies te zijn nog dertien tochten te maken, een deel in de rotsen, een deel over graatjes en een deel in sneeuwig terrein. Dat kinkt weinig, maar ze zijn vrij specifiek. Het weer moet meezitten en niet te vergeten het fysiek en het mentaal.
Voordat ik met de Vondelparkvoetjes het vliegtuig instap verplicht ik mezelf deze lijst af te ronden. Nee, dat is geen straf, dat is immers wat ik het liefste doe (echt waar, ik heb alleen nu even een dipje. En vergeleken bij de andere opties, serieuze baan, studie, etc. is het een paradijs).
Ik ben nog steeds een bergmonster en loop nog steeds het risico om als een rotsblok aan de ketens te vergroeien zonder ooit een stap buiten Europa te hebben gezet.
Maar het kriebelt ontegenzeggelijk.
Nu eerst maar eens Chamonix achter me laten, een goed boek uit de kast trekken en zien of dat helpt.