Een zucht. Ze heeft het overleefd.
Afgelopen week viel een goed vriendinnetje van mij van een steile wand vlak naast Les Courtes. Ze schoot zo de brede gletsjerspleet over, hoor ik diezelfde dag nog van haar vrienden. Honderden meters aan verticale razernij. Ze vlogen haar naar het ziekenhuis waar ze de nacht moest doorbrengen, slechts als controle, want er bleek weinig aan de hand. Alleen een knie die een flinke tik had gekregen.
Wat was er gebeurt?
Chamonix praat. Ik hoor veel varianten van het verhaal voor ik mijn vriendinnetje zelf te spreken krijg. Ze was gaan skitouren met een vriend en ergens bovenaan de wand tijdens de afdaling gevallen. Te steil, te snel, ze had daar niet moeten zijn, hoor ik keer op keer.
Welkom in Chamonix.
Als ik haar dan uiteindelijk voor me heb zitten ben ik alleen maar blij dat ze uit één stuk bestaat. Ze begint te vertellen, beide aan de koffie, beide nog in leven.
De tour was puur steepskiïng geweest. Ze was er met een vriend en dichtbij de top wilde hij door en zij niet. Het terrein was ijzig en eng en eigenlijk had ze nog nooit iets serieus met haar stijgijzers hoeven doen. Ze was bang. Het was een aller-retour, ze moest hier ook over naar beneden skiën. Maar een paar dagen geleden hadden ze een andere toppoging afgeblazen omdat een vriend van hen de uitdaging niet meer overzag, en zij wilde niet zelf diegene zijn die niet durfde en het daardoor verpeste voor de anderen. En dus zei ze niets en ging door.
Bovenaan de col bleek ze laag in energie – ze had niet goed geslapen – en at wat suiker, nam de rust om de afdaling aan te kunnen, maar dat veranderde niets aan haar gemoedstoestand. Ze was nog steeds bang. Haar partner ging vast naar beneden om te zien of het allemaal wel te skiën viel en zij vroeg zich af wat ze hier in godsnaam aan het doen was. Dit was fout, hier moest zij niet zijn. Ze stapte de helling naar beneden met haar ijsbijl in haar hand. Als ik hier val, ben ik dood. Ik moet voorbij het ijzige stuk komen – dat was haar focus. Het lukte haar om bij het acceptabele gedeelte te komen en te overleven, ze had het overleefd, nu was ze ok. Nu hoefde ze alleen maar naar beneden te skiën en dat kon ze.
Ze maakte twee bochten en een fout, viel omver en liet één ski achter, de ander bleef de hele weg lang aan haar voet. 80 km/uur schatte haar partner later in. Ze kon niet stoppen en was zich bewust van de gletsjerspleet die haar beneden opwachtte. Maar daar schoot ze overheen, want ze had engeltjes op haar schouder, en toen ze eindelijk tot stilstand kwam hadden gletsjertoeristen de helikopter al gebeld.
Ik was zo boos op mezelf – zei ze me. Ik wilde terug omhoog om mijn ski’s te halen. Mijn partner moest me met geweld stilhouden totdat ik gered werd. In shock.
Mijn vriendinnetje concludeerde meteen dat ze nooit verder had moeten gaan toen ze bang was. Dat was een gigantische fout geweest. Maar er was meer aan de hand. Meer fouten, meer lessen om te leren.
En dat vindt Chamonix ook, want het dorp valt over haar heen. Ze krijgt commentaar van alle kanten, vaak ongevraagd, en omdat ze niet zo stevig in haar schoenen staat komt elke opmerking aan als een bom.
Ik heb het gevoel dat ze zelf al de juiste conclusies trekt, zonder daar al die aandacht voor nodig te hebben. Ze zegt me dat ze al een tijd lang niet omhoogging voor het plezier, maar om de anderen bij te benen. Omdat steepskiing ‘hetgeen is wat je doet in Chamonix’. Haar competitieve aard bracht haar op de verkeerde plek en eigenlijk had ze de pech dat haar directe omgeving haar bleef uitnodigen: Een groep ambitieuze skiërs die de eigen grenzen wilde verleggen en eigenlijk geen ruimte had voor iemand als zij, voor iemand die alles nog moest leren.
Het is eigenlijk gek dat ze, zelfs zij die haar keer op keer meenamen, zeggen: Dit stond op het punt te gebeuren. We zagen het aankomen.
Waarom gebeurt het dan toch?
Nadat ik haar heb uitgezwaaid ga ik naar werk. Terwijl ik wacht op gasten die nooit zullen komen, vraag ik me plotseling af of alle aandacht die ze te verduren heeft gekregen ermee te maken heeft dat ze een jong meisje is. Ik vermoed dat jongens in het begin van hun carrière de hele tijd veel te steile dingen instappen, maar dan heeft het de jongensachtige air van kattenkwaad en lef. Misschien hebben meisjes überhaupt niet zo veel te zoeken op zulke steile wanden. En als ze dan wel gaan, tsjah, dan moeten we daar wel wat van zeggen.
Maar misschien heb ik het verkeerd.
Ik leg het voor aan mijn oud-collegaatje. Met luide stem, vol verontwaardiging, en waarom blíjven ze maar over dat arme schaap praten? Ze heeft het moeilijk genoeg met haar eigen verwerking.
Hij gaat niet in op het jongens-meisjes vraagstuk, maar zegt: Ruubs, het is goed dat ze erover praten, want op deze manier leert iedereen haar les. Dit is de manier waarop we met zijn alle groeien. Dit soort dingen moeten doorsproken worden.
Ik twijfel. Als ik later thuis is mijn bed lig en door mijn facebook scroll, zie ik plotseling een post van mijn vriendinnetje op facebook. En daarna nog één. Over haar ongeluk, over pech, over het feit dat ze sterker terug zal komen. Neeeeeeeee, denk ik. Stom kind, doe dit nou niet. Zo houden ze nooit over je op.
De volgende morgen realiseer ik me opeens iets geks. Als je de bergen intrekt kies je zelf voor het risico dat ze met zich meebrengen. Je bepaald ter plekke de waarde die het leven op dat moment voor je heeft. Een persoonlijke kwestie waar geen hond iets mee te maken heeft.
Meteen daarna weet ik al wat er misgaat: Mijn vriendinnetje heeft die keuze nooit bewust gemaakt en ik denk dat Chamonix dat aanvoelt. Ze riskeert onbewust en voor een vrij lelijke reden: Status. Aanzien. En dat is natuurlijk erg interessant om over te roddelen.
Maar goed, dat is het effect van Chamonix. De coolste mensen zijn de mensen die de gekste dingen doen. Iedereen in je omgeving, van de afwasser tot de vent die je willekeurig in de bus tegenkomt, doet grote dingen. Facebook staat vol met saltomakende steepskiers die over nauwe graadjes lopen alsof ze op weg zijn naar de supermarkt. Bijna-ongelukken of zelf ongelukken worden afgedraaid als: Yo, kijk dit, dit is leip.
Die middag nog stap ik met Ben op de Noordwand van de kleine Dru. We slapen op een randje midden in een lengte en worden de volgende dag met de helikopter uit de Niche opgehaald. Ik ben moe en koud.
We waren te langzaam geweest en hadden de optie om met rappels via een andere route af te dalen, maar ik overzag het niet. Een tiental rappels op standplaatsen van onbekende conditie, een 500 meter lange val in geval van falen, in gedachten had ik alleen maar mijn eigen ongeluk. Drie jaar geleden, een verkeerd gebouwde standplaats met een agressieve val als gevolg, zo’n twintig engeltjes op mijn eigen schouders toen ik op een sneeuwbrug in de randspleet belandde.
Het voelde daarzo hoog in de Niche als de ultieme faal om de helikopter te bellen. We zaten in de zon en hadden nog uren aan licht, beiden fysiek in fatsoenlijke staat, maar ik had plotseling een gruwelijke haat aan de mogelijk verkeerde afloop. Ik wilde niet meer verder want ik wilde me niet hoeven beroepen op de engeltjes. Liever beschaamd naar beneden vliegen, liever de opmerkingen in het dal dan de blootstelling aan nog meer risico.
Het leven in het dal is kalm en warm. We worden afgezet bij Les Praz en zitten verward op een bankje. De plotselinge absentie van risico, blootstelling, angst is ronduit bizarre. Het hele vraagstuk is een grote moes in mijn hoofd.
Als ik de volgende dag weer een beetje kan denken, concludeer ik dat mijn eigen val een van de belangrijkste lessen in mijn alpine carrière is geweest. Die confrontatie met verkeerde gevolgen had ik nodig om werkelijk de keuze voor het risico te kunnen maken. Risico als concept is leuk om over na te denken, maar de concrete inhoud ervan is onmogelijk zomaar aan te voelen. Er moet een hoop tegenover de mogelijke horror van de verkeerde afloop staan, dat is me nu duidelijk.
Status is niet afdoende.
Daarop vraag ik me meteeen af of ik mijn eigen motieven voor beklimmingen en afdalingen wel kan ontleden. Of dat me lukt elke keer dat ik een route instap. Want het geval van het vriendinnetje is zo interessant omdat we ons allemaal blootstellen aan hetzelfde gevaar: onze competitieve aard, onze onzekerheid, status, naam.
Liefde voor de bergen, voor het buitenzijn, fysieke uitdaging, adrenaline, dat is de grote andere kant.
En ja, het risico zelf kan zelfs een reden zijn om keer op keer maar de hoogte in te trekken. Het forceert je om de waarde van je leven in te schatten. Het geeft je controle over je leven. Juist als je dood als optie accepteert, dan wordt de inhoud van het leven een stuk lichter. Het relativerende vermogen van de bergen ligt niet alleen in hun grote, fysieke gestalte maar juist ook in het feit dat ze je van het leven kunnen beroven. Dat maakt ons ultieme levensgenieters. Ons geluk direct tegenover onze dood.
En wat dan als we doodgaan? Hoe groot is het verlies dan werkelijk? Hoe groot is het verlies van een leven dat alleen maar het eigen geluk achtervolgde? Al die seizoenarbeiders die lang leven de lol door het bestaan schieten, wat als er eentje op een dag niet meer is?
De dagen na de Dru staan in het teken van herstel en voor mij persoonlijk van reflectie. Ik val Ben keer op keer lastig met een nieuwe vraag, waarom, hoe, wat, mijn vriendinnetje, Chamonix. Hij komt met een interessant concept dat me forceert om er weer anders over na te denken. Wat als je bovenaan een afdaling in een morbide spelshow terecht komt en een man (de duivel) met een gigantisch geweer mededeelt dat je alleen in de afdaling mag als je meedoet aan Russische Roulette. De kans is een op vijftig dat je het spel niet overleefd. Zodra je gespeeld hebt zal de afdaling gegarandeerd zonder ongelukken verlopen, want de man heeft contact met de engeltjes. Je hebt de mogelijkheid om aan de andere kant van de top naar beneden te lopen en veilig terug te keren. Wat doe je dan?
Doe je de afdaling?
Wat als de man voor de ingang van Chamonix staat, begin december, en zegt: Je mag alleen dit winterseizoen draaien als je meedoet aan mijn Russische Roulette. Kans een op vijftig dat ik er met je leven vandoor ga. Als je overleefd geef ik je de garantie dat je het hele seizoen zonder een schrammetje overleefd. Begin je dan aan het winterseizoen?
De hele week lang ben ik geobsedeerd door risico. Mijn vriendinnetje is inmiddels thuis, bij haar ouders, ver van de bergen en de man van de Russische Roulette. Ik staar voor me uit terwijl de zomer haar intrede maakt. Fluitende vogels, een briesje, zon op de huid. De bergen torenen als giganten boven me uit en ik denk: Wat is dit toch voor een uitzonderlijk vreemde plaats. Wat zijn we gigantisch ver verwijderd van de realiteit en tegelijkertijd, dit is de realiteit hoe we haar zelf in elkaar flansen.
Chamonix is een gevaarlijk stadje. De bergen zelf, maar vooral de bergen in combinatie met een samenleving die de bergsport als hoogste ideaal heeft. Ik heb geen idee wat nu de conclusie is, behalve dat het goed is om er af en toe over na te denken. Om misschien wat vaker met elkaar te praten, met types als mijn vriendinnetje, zodat we achteraf onze mond kunnen houden en er gewoon voor haar kunnen zijn.