Donderdag heb ik Couloir de la Table gepland, een afdaling die ik per ongeluk eens geklommen heb. In de zomer, toen het zoveel had gesneeuwd dat elke toerist op l’Aiguille du Tour zijn of haar route verloor en we allen zwierven over de flanken. Waarom deze? Omdat het zo’n willekeurige route is die me niet meer los heeft gelaten sinds ik wist van haar bestaan. En omdat ik er officieel nog niet toe in staat ben. En omdat ze in conditie schijnt te zijn én omdat Ben eenvoudigweg het voorstel heeft gedaan (zou ik het kunnen?).
Het is na middennacht. Ik wandel naar huis en bel Marcel, die normaal gesproken nog op is omdat ook hij tot onorthodoxe tijden aan het werk is. We rammelen wat aan over onze respectievelijke realiteiten en dan zeg ik hem, een beetje beschaamd omdat ik weet dat hij zal oordelen, dat ik van plan ben om donderdag Couloir de la Table te skiën. Hij kent het couloir en duikt meteen op camp-to-camp om bewijsmateriaal bij elkaar te scharrelen. Conclusie: Hier ben jij nog niet aan toe, Ruby.
Ik zeg hem dat het ding in conditie is.
Ja, zegt hij, in Chamonix is alles dikwijls in conditie, want het gros van de voorbijgangers is een briljant skiër of dan op zijn minst gek in het hoofd. Dan ski je zo’n couloir wel door, ook al ligt er een klein reepje ijs en wordt de rest gemarkeerd door een cliffjump.
Ja maar, zeg ik, ik ga het alleen maar proberen. Als het te steil is wandel ik naar beneden. Desnoods word ik de hele weg naar beneden gezekerd.
Wil je het doen omdat het TBSA is (Trés bon skieur Alpiniste)? – vraagt hij me.
Ja, dat is een deel ervan, antwoord ik. Voor de tochtenlijst van het Probatoire moet ik zes van die monsters skiën en momenteel ontbreekt het me aan alle zes.
Waarom concentreer je je niet eerst op je skiën en vang je dan pas dit soort avonturen aan? Als je zeker weet dat je het kunt? – vraagt hij dan.
Omdat hij nu in conditie is! En ik de mogelijkheid heb! En ik het wil proberen!
We hebben dit soort discussies vaak. Marcel was diegene die me vanaf mijn eerste tocht heeft gegidst. Hij kent de bergen als zijn broekzak en was vorig jaar haarfijn op de hoogte van mijn ontwikkeling in het skiën. Hij wist precies waar ik aan toe was en bepaalde waar we heen gingen. Alhoewel hij me probeerde aan te zetten tot zelfstandig nadenken – lawinegevaar, condities, materiaal, inschatten van eigen niveau – leunde ik op zijn oordeel. En nu?
Het is goed dat hij in Zwitserland zit want nu word ik pas echt gedwongen om zelf na te denken. Maar ondanks mijn pogingen dingen op een rijtje te krijgen, gaat heel veel gepaard met een God zegene de greep. Want eigenlijk heb ik geen idee. Ik heb de theorie van het lawinegevaar wel in mijn achterhoofd, maar zodra ik zelf voor zo’n berg sta denk ik: Tsjah. Condities eveneens. Wat ik wel of niet kan skiën is me een raadsel. Ik mis het gehele spectrum aan ervaring. Mijn voelsprieten zijn nog niet afgesteld op de bergen in de winter en het enige wat ik kan doen is stapje voor stapje wijzer worden.
Ik ben best voorzichtig en onzeker genoeg om mezelf niet in al te penibele situaties te brengen. Maar nu klinkt dat Couloir de la Table en denk ik: Shit, ik wil dat gewoon proberen.
Ok, zeg ik tegen Marcel, ik kan me eerst concentreren op het skiën. Moet ik dan niet eindelijk een skileraar nemen? Een prof, iemand die is opgeleid om andere op te leiden, idealiter iemand die zich bemoeid met het Probatoire?
Dat is duur, Ruby, zegt hij.
Ja, maar ik moet wat? Ik kan toch niet werkelijk denken dat ik mezelf met één enkele skiles in de opleiding kan bluffen?
Je zou ook eerst je uitrusting kunnen verbeteren, zegt hij. Goede schoenen en ski’s, want die heb je niet. En verdiep je eerst eens zelf in de theorie van het skiën. Heb je dat al gedaan?
Nee.
Dat heb ik nog niet gedaan, nee.
Soms wou ik dat ik me kon inschrijven voor de studie Alp en gewoon een vakkenpakket kreeg. Maandagochtend, ijsklimmen. Dinsdagmiddag, steep skiïng. Met een uitgedacht traject, testmomenten, mentoren en een cijferlijst. Een literatuurlijst met verplicht materiaal. Een diploma met mijn naam in krulletters.
Marcel, zeg ik als ik bijna thuis ben, ik zal erover nadenken. Over alles. Over lawines, condities, materiaal, mijn eigen skiniveau, het wel of niet nemen van skilessen, over geduld versus geld versus enthousiasme. Over donderdag.
Je weet hoe een schijterd ik ben bovenaan de afdaling, dus maak je geen zorgen. Ik stort mezelf niet in het duister.
De Spaanse wijze mompelt bedenkelijk, een ‘wees voorzichtig’ en een ‘het komt wel’ en wenst me dan een goede nachtrust.