(en ik ongelofelijk moe)
Driemaal raden wie er woensdagochtend op het rooster stond van mijn favoriete après-ski bar.
Ik.
En ik heb er vrijwillig voor getekend ook, letterlijk, nog geen dagdeel geleden. Ik heb netjes mijn graf gegraven en neem nu de grote aanloop.
Vooruit, ik overdrijf.
Het valt me zwaar, deze eerste dagen, en daarom is ook mijn gemoed wat zwaarder en zijn mijn opmerkingen wat overdreven. De aanslag fysiek is al aanzienlijk, het klimmen dat er nu opeens tussendoor moet, maar vooral mentaal sta ik voor een zware dobber.
(Er zijn zwaardere dobbers, dat weet ik, dat realiseer ik me).
Ik ben terecht gekomen in een hele gevaarlijke dynamiek met ontzettend gehaaide en ronduit venijnige collegaatjes (en werkgevers en gasten) waar ik mijn ontspannen pad in moet vinden. Het is ieders leven, dat bedrijf, ieders raison d’être, en ik… zal mijn best doen.
Hoe deed je dat ook al weer, dat boeddhisme?
Deze winter wil ik me voorbereiden op het toelatingsexamen van de Franse gidsenopleiding. Superleuk, veel skiën en klimmen, maar alleen op voorwaarde dat ik buiten de hysterie van die horecatent blijf.
Het komt wel goed. Ik heb mezelf teveel omringt met hippies het afgelopen jaar; terug zijn bij Chambre is een keihard welkom-in-de-wereld. Ik wen er wel aan. De après-ski is leuk, ze geven me de zaalverantwoordelijkheid, de bar is gloednieuw en de baas heeft net een puppy gekocht, dat met haar overdonderende schattigheid al die menselijke narigheid compenseert.
Nu ga ik slapen, want de wekker gaat doodleuk om 6:00 en ook daar moet ik aan wennen.
En wat dan met die maan? Die is gigantisch groot en toont zich vlak boven de Aiguilles de Chamonix.
Ze hangt daar doodstil, gigantisch en onbeweeglijk.
Ongelofelijk mooi.
Dit kun je Roebsj 🙂