In Chamonix werd ik regelmatig gek van al die dozijnen Spanjaarden om me heen. We zijn in Frankrijk, dacht ik, laten we Frans spreken. Daar heb ik namelijk mijn best op gedaan.
Maar de dominante taal (in mijn huis, op feestjes, onder vrienden) was Spaans. In het begin van elke sociale affaire werd er wel Engels of Frans tegen me gesproken, maar zodra de groep op gang kwam stond ik systematisch buiten spel. Dan hadden al die mensen waarmee ik afzonderlijk goed kon opschieten een fantastische vibe met zijn allen en had ik het voorrecht daarnaar te mogen kijken. Soms was er een sociaal dier dat me erbij probeerde te betrekken. Soms.
Het maakte me ontzettend boos. Jullie zijn verdomde asociaal, dacht ik vaak. Ik weet dat elk van jullie prima Frans of Engels spreekt, dus waarom in godsnaam doen jullie de moeite niet?
En het maakte me net zo onzeker. Schijnbaar was ik niet van toegevoegde waarde, was ik de moeite niet waard om voor van taal te schakelen.
‘Sorry, ik sta uit’ zei ik vaak tegen vrienden afzonderlijk. Dan was ik te ver in gedachten gezakt om nog in een taal te converseren die me wél eigen was.
Na veel tijd en een hoop gedwongen(!) observatie leerde ik als geen ander hoe ontzettend sterk het groepsverband mensen beïnvloed. Hoe elk individu onder de betovering van een groep komt en alleen nog oor en oog heeft voor wat er zich in de groep afspeelt. Als doofstomme val je letterlijk van de kaart.
Die realisatie maakte me iets minder boos. Ik zag eveneens in dat de situatie uit zichzelf niets zou veranderen en concludeerde dat de oplossing bij mijzelf lag.
Ik moest Spaans leren.
Nu ben ik toevallig voor lange tijd in Catalonië en ik kan je zeggen, het is een interessante onderneming om Spaans te leren in een gebied dat diep in het hart niets van het Spaans wilt weten. Moet ik niet Catalaans leren? – heb ik afgelopen maand vaak gedacht, maar dan sta ik deze winter in Chamonix voor exact hetzelfde probleem. En dus word ik in het dagelijks leven harder buitengesloten dan ooit tevoren (hier spreekt iedereen immers een andere taal dan ik) en leer ik tussen de bedrijven door Spaanse woordjes, die doodstil in een achterkamertje van mijn brein wachten op een Spaanstalig incident.
Ik wou dat ik kon zeggen dat ik er inmiddels aan gewend ben, maar in feite kan ik niet wachten om me weer onder mensen te voegen waarmee ik (in groepsverband) kan communiceren. Het maakt me niet meer onzeker, noch boos, maar vooral eenzaam. Iedereen is zo lief, zo uitnodigend, zo warm, maar op het moment (du moment) dat het gezellig wordt ben ik simpelweg niet bij ze. Dan duurt het niet lang of ik trek me terug in mijn Nederlandse slakkenhuis en hoor het lachen en delen van de anderen weergalmen tussen de wanden van mijn schelp.
Het enige wat ik dan denk is: Waar zijn mijn vrienden. Ik mis zo. Ontzettend. Mijn vrienden.
Als ik weer terug ben kunnen we samen Spaans oefenen! Ik wil een betrouwbaar auto’tje kopen en je komen opzoeken. In Frankrijk of Spanje.
Ik herken wel wat je schrijft. Hier in de outback voel ik me soms alleen, niet door een taalbarrière, maar door een cultuurbarrière: het excessief drinken. Ik ben soms niet in staat me tot op het groepsniveau te drinken. Althans, niet zo vaak per week. Dan mis ik mijn vrienden ook. En kopjes thee.
Sammie, wanneer kom je terug? Weet je dat al?
Ah, nooit over nagedacht maar dat zal inderdaad hetzelfde voelen. Groepsdynamieken zijn ongelofelijk, hè? Nu moet ik eerlijk zeggen dat ik dan misschien toch liever een taalbarriere heb dan een verschil in drankgebruik (want dan heb je het op zijn minst nog over rationele wezens).
Dus, er zit niets op dan dat we inderdaad kopjes thee gaan drinken (en ik spaans leer en jij leert drinken hehe). Kan niet wachten, Sammie..
Ik denk dat het rond april wordt! Februari Myanmar, maart Nepal en dan weer richting Nederland… ofzo. Spannend.