Chamois kunnen klimmen als een dolle. Die kleine fluffige bergdieren klauteren over kleine randjes op verticale muren alsof het balzalen zijn waarin ze hun tango oefenen. Dan glijden ze weg op hun hoefjes en krabbelen ze gewoon weer naar boven, zonder de hoogte in hun gemsenbuikjes te voelen, misschien schieten er parachuutjes uit die hoorntjes van hen zodra ze de vrije val inzetten. Anders zijn ze wel heel stoïcijns.
Vandaag begonnen Marcel en ik aan een eenvoudige route onder de Index in de Aiguilles Rouges en vertoonden de Chamois hun gemsdansen overal om ons heen. Chamois rechts van ons, Chamois links van ons, overal die fluffige dwalers met hun trappelende hoefjes. Nog voor we een eerste cam in een spleet geslagen hadden kwam zo’n beest bijna met rots en al naar beneden geflikkerd. Net niet de Chamois zelf natuurlijk, want anders zou het ’t geheim van de parachutjes aan ons moeten verklappen. De rots kwam echter wel in brokken om de oren van de voorklimmende Marcel gevlogen. Stomme Chamois.
Die beesten kunnen niet uitkijken.
Tien minuten later trapte de Chamois zo nauwkeurig een steen naar beneden dat het precies op mìj terecht kwam. De kleine duivel moet het op me gemunt hebben.
Ik snap dat ze niet heel blij zijn met de aanwezigheid van ons daar, die klimmers en skiërs al hun gruwelijke liften die verderf in het landschap brengen. Ik zeg je, het is een kerkhof daarboven bij Flegère, zonder de sneeuw. Pistes van grijs gruis en dode metalen constucties zover als de horizon reikt. En ik sponsor het voortbestaan met 1000 euro, 500 per seizoen.
De Chamois heeft dat dondersgoed door.
Want die hebben me niet naar boven zien buffelen, nee, die zagen me in dat liftje en daarom zit ik nu met een ei op mijn schouder over de stomme Chamois te schrijven.
Ik kan het ze eigenlijk niet kwalijk nemen.
Ik zou hetzelfde doen.