Voorklimangst.
Één keer goed naar beneden donderen en je bent erover heen. Of, zo leer ik nu, één keer fout naar beneden donderen en je hebt een gloednieuw mentaal traject te pakken. Bonus, zou ik bijna zeggen, bonus want nu heb ik weer een drijfveer om me de kunst van het mediteren toe te eigenen.
In Mont Blanc Escalade, de klimhal van Les Houches, hangen vijf touwen boven routes tot een graad of vier. De rest van de touwen moet je er zelf inhangen. Logisch, misschien, binnen een gebied waar aan alle kanten touwloze rotswanden uit de grond schieten.
En dus loop je de hele dag door voor te klimmen. Binnen of buiten, enkele of meerdere lengtes, het is allemaal met het risico meters naar beneden te vallen. En dat doe je ook, nu en dan. Een voetje glijdt weg of een hand grijpt mis of de verzuring treedt in en zoeff, opeens staar je naar een heel ander stuk wand.
Ik was een heerser. Behalve op de écht sketchie passages waar uitstekende rotspunten me als een marshmallow dreigden vast te rijgen vergat ik dat ik aan het voorklimmen was. Topropen voelde als het equivalent van setje-trekken. Ik had het allemaal onder controle.
Maar toen, in een donkere episode van mijn recente klimmersbestaan, viel ik op mijn goede enkel en sindsdien voelen beide enkels alsof ik chronisch op van die fysiobalansballen loop. Het zijn de twee zwakke schakels van mijn lichaam, de puddinkjes aan het uiteinde van mijn benen, niet echt de weerbarstige doch absorberende kussens waarmee je ramhard op een muur kan klappen.
En precies dat spookt tegenwoordig door mijn lichaam als ik boven mijn haak klim en me als een idioot begin voort te bewegen. Ergens is de angst wel reëel, ik denk dat ik voorlopig écht even geen vallen meer kan opvangen, maar waarom dan ben ik angstig in routes waarin ik weet dat ik niet val? Of in de overhang?
Ik klim als een gepanikeerde kip. Mijn kop is door het dolle en mijn lichaam wordt bezeten door onrust. Ik adem niet meer in mijn routes en obsedeer over elke volgende klip. Dat is mijn huidige status.
Gelukkig weet ik na vier jaar klimmen op zijn minst hoe ik mijn mentaal moet aanpakken en zal ik in de klimhal blijven cruisen tot ik me weer fatsoenlijk met het klimmen zelf bezig houd. Maar mijn god, wat een sport is dit. Ik heb me nog niet eens verzoend met de bergen na het ongeval van vorig jaar, en nu komt daar de verzoening met de klimwand nog eens bij. Het is één groot vallen en een gigantisch mentaal opstaan.
En ik ben bang dat ik het nog leuk vind ook. Of nee, laat ik zo zeggen: ik mag weer op zoek naar Boeddha, en dat is immer een bijzondere aangelegenheid.