Afgelopen vakantie heb ik trouw een boekje bijgehouden, zelfs nog op advies van mijn vader. Een (reizende) schrijfster in spé moet de wereld vastleggen, zoals ooit een grote schrijver heeft gedaan. Ik herkende de redenatie, maar pakte gehoorzaam een boekje en wat pennen in. Ik was toch al van plan onderweg te schrijven, met onbegrip voor mensen die blijven functioneren zonder de aan reizen verwante hoeveelheid indrukken te verwerken.
Inmiddels is het boekje grauw en versleten, precies zoals ik ze het liefste heb. Op elke pagina staat gekras, een wirwar van emoties, simpele tekeningetjes van tochten of verslagen die alleen eerste indrukken formuleren. Ik krijg heimwee als ik ernaar kijk. De vakantie is voorbij en het boekje is een afgesloten document. Een intrigerend bewijs van mijn intense geluk, maar afgesloten.
Nu zit ik achter de keukentafel en tik ik woorden op mijn laptop. Mijn vingers gaan vrijwel net zo snel als mijn gedachten. Een typefout genereert nauwelijks verlies omdat mijn rechterringvinger uitzonderlijk goed getraind is op de backspacetoets.
Ik merk dat mijn gedachten luier worden. Ik denk niet na over de gehelen die ik denk, maar ik kots een stroom aan gemankeerde gehelen uit en corrigeer ze met eenzelfde eenvoud, zowel in mijn hoofd als op mijn laptop.
Ik grijp terug naar het boekje en lees korte stukjes waarvan ik me de gedachtestroom nog precies herinner. Elke letter heeft een ziel, mijn pen was een zielenvanger. Het ligt nogal voor de hand om moderniteit te haten na vakantie; er is geen zomer voorbijgegaan zonder dat mijn vader na afloop concludeert de tv uit het raam te gooien, wat hij overigens nooit heeft gedaan.
Maar nu mis ik de bergen, en ik mis de buitenlucht, en ik mis het overleven, en ik mis het intense contact tussen mij en vrienden en het spontane contact tussen ons en vreemden, ik mis het avontuur, ik mis de eenvoud en de vrijheid en de snelheid en traagheid van een dag die telkens gevolgd werd door een dag die nog mooier was. En ik mis het boekje waarin ik schreef hoe gelukkig is was.
Dus nu klap ik mijn laptop dicht en trek ik een oud dagboek van de plank, halfvol, en schrijf ik dat ik mijn laptop het raam uit heb gegooid. Ik herintroduceer mezelf en vertel over mijn vakantie. Als laatste beloof ik trouw het boekje bij te houden, als een schrijfster in spé, ongeacht of ik ooit een grote wordt. Misschien werkt de magie ook wel andersom: misschien schrijf ik met pen een ziel in mijn gedachten, avontuur in mijn wereld, geluk in mijn leven. Zelfs als ik niet op vakantie ben.