Week 2: Bergvoet (Plattelandsvoet. Stadsvoet.)
Op een paar Hollandse voeten ren ik over enorme granieten rotsblokken. Ik volg een parcours tussen twee rode linten en wordt getimed door mijn opleider. Mijn bergschoenen zijn er speciaal voor gemaakt, soepel en licht maar stevig, ik vind ze nog mooi ook. Soms moet ik springen, soms afklimmen. Maar dan. Plotseling loopt het parcours steil naar beneden, zo steil dat ik keihard op de rem trap en voor de passage tot stilstand kom. Ik durf niet. Onderaan de passage gaapt een gat waarin ik van alles zou kunnen breken: Mijn enkels, mijn benen, mijn nek. Het ziet er ongeveer zo uit: ‘Ga er maar buitenom’, zegt mijn opleider, die meekijkt vanaf het midden van het parcours. Ik vind mijn snelheid en ritme terug en voel me heel even een Chamois, tot de volgende passage: (Later werd me uitgelegd dat ik met een aanloop op frictie naar de top had moeten rennen. Ik heb dat toen geprobeerd; het probleem is echter dat je ofwel met volle overtuiging naar boven rent, of halverwege tot stilstand komt …