In Le Tour staat een chalet.
Misschien wonen er dadelijk vier Spanjaarden, vier Fransozen en een Hollandse. En een hond.
De laatste paar dagen beweeg ik me heen en weer tussen het kleine dorpje aan het eind van de vallei, de bank van een vriend en Mac Donalds; de uitvalsbasis van de daklozen van Chamonix. Drie van ons betalen voor één bed in een hostel en vrezen elke nacht betrapt te worden, twee wonen in hun auto, twee logeren bij vrienden en twee hebben geen idee waar ze heen moeten als de Mac sluit.
Als we het chalet kunnen huren, waar nu al een week om gedebatteerd wordt, dan is het de komende vier maanden groot feest. Want we delen een grote woonkamer met gedateerd meubilair dat veel te luxe is voor een stel gekke seizoenarbeiders. Ik geloof niet dat er zich fanatieke feestgangers onder ons bevinden, maar levensgenieters zijn we denk ik wel. En hoe langer we dakloos zijn, hoe meer we onze eigen ruimte zullen vieren.
Ik voel me met de anderen verbonden. Het spel van hoop en teleurstelling verliest na een dag al zijn charme en als zij zuchten of even hun ogen sluiten dan weet ik wat ze denken. Chamonix is zo duur dat er geen tussenoplossing bestaat. Voor dirtbaggen is het hier veel te koud.
We hebben dit chalet nodig.