De wijn stond op tafel en de gitaar wisselde van speler. Al het licht kwam van twee kaarsen. We spraken over niets in het bijzonder en lachten veel om nog minder. De tijd ging voorbij zonder er deel van uit te maken.
Tot Awakenings ons erbij betrok. Alle zes sloegen met lichte tegenzin de jas om en stapten op de fiets. Wat, immers, is bij machte zo’n rustige, mooie avond te overtreffen?
We liepen het terrein van de Gashouder op en hoorden de techno. Mensen waren goed zichtbaar in het felle licht van de hal. Ze vormden kleine groepjes van overeenkomstige kledingstijlen en gedroegen zich uitgelaten. Zodra ze de zaal inliepen waren ze voorgoed verdwenen.
Sceptisch lieten wij ons naar binnen lokken. Meteen kreeg het geluid vat op ons, het dreunen, het volume, de sporadische melodietjes.
Flirten bestond niet. We hoefden ons niet van ons voortbestaan te verzekeren, want de toekomst lag niet verder dan de duur van een beat. We waren op een vreemde manier egoïstisch. Niet omdat we, zoals op andere feestjes, onze vrienden alleen lieten om op jacht te gaan en langs ze heen keken wanneer onze prooi schuin achter hen stond; flirten bestond immers niet. We spraken niet met elkaar. We waren egoïstisch op een sociale manier: Ik laat jou in je bubbel en jij mij in de mijne, en we gunnen elkaar onafgebroken techno.
Drie uur later stonden we er nog. Even dacht ik: wat als je deze hele massa, jong en energiek, op de been voor iets goed zou krijgen, zo gemakkelijk als voor Awakenings: wat zou het dan met ons worden?
Een nacht lang was er niets dan het grote dreunen. Muziek die op hoge snelheid en gelijke wijze door onze aderen stroomde, ons tot dansende lichamen maakten, en onze geesten dwong te groeperen in een tweede, magische realiteit. Een samenkomst van bubbels.
Was dit bij machte zo’n avond te overtreffen?