Op een gekke plek aan de Dodekattenkippenweg, deels in het bos, woonde eens een kunstenaar. Hij opende een snackbar die hij zelf in elkaar had geknutseld, met bomen die midden in het restaurant naar boven rezen, dwars door het dak, en keukens voor koks onder de anderhalve meter. Hij is dood, inmiddels, maar zijn restaurant leeft door als je het mij vraagt, vol ongedierte, boze geesten en de occasionele drugsgebruiker die er met gevaar voor eigen leven onderdak vindt omdat het gebouw niet persé aan de normen voldoet.
De ‘Snack’, zoals het hier in de volksmond heet, ligt vol met schatten: Grote houten kisten, fotolijsten, gaas, vreemde meubelen, borden, kopjes, smerig en deels vergaan maar vol potentieel (eveneens aanwezig: stapels papieren van de gemeente om de man uit te zetten, porno-DVD’s en net een beetje enge schilderijen van vrouwengezichten).
Fieke heeft zo’n fotolijst vandaag voorzien van nieuw leven met een tropische vlinder. De buren hebben drie lege schilderdoeken opgedoken en mij de opdracht gegeven om een olifant te schilderen. Op het tweede doek komt een marmot of een Chamois en voor het derde mag Tigrou model staan. Er staat een grote houten regenton op bloemen te wachten en een verroeste racefiets op heel veel liefde. Alle projecten die volgen zullen uiteraard hier worden weergegeven, we zitten op zijn minst nog twee weken opgesloten en zijn de Snack dankbaar voor al het onvoorziene vermaak.