Lac de Gailland is een meertje net binnen het dorp. ‘s Zomers zou de Mont Blanc erin weerspiegelen, maar nu drijven er rode en oranje blaadjes op.
De herfst heeft de bergen een warm jasje gegeven. Dat gaat heel goed met bergen, omdat ze steil de hoogte in schieten en gemakkelijk iets als een jasje kunnen omslaan. De gletsjers zijn glinsterend wit boven alle kleuren, wit en ver weg, verstopt achter windvlagen, warme huiskamers en ingepakte kindertjes. Kastanjes, kabouters en… Fieke.
Ik neem haar mee naar de rotsen van Gailland. We lopen langs echtparen in dikke jassen en dichte cafés, voorbij plekken waar het rumoer twee maanden geleden tot diep in de nacht klonk. Er zijn minder auto´s op de weg en minder klimmers in het klimgebiedje. Maar wij zijn er.
De lucht ruikt koud, of naar winter, ik weet niet precies hoe. De huid van mijn gezicht trekt zoals dat alleen in de kou gebeurt en ik weet bijna zeker dat mijn neus rood is. Mijn vingers verstop ik in mijn zakken als ik niet aan het zekeren ben. De rotsen zijn vreemd genoeg warmer dan de lucht, maar dat is misschien omdat het herfstzonnetje de strijd met de kou serieus neemt en zich vastgrijpt aan het gesteente. We zijn liever hoog dan laag, liever tegen de rots dan in het open veld, en toch is er niets fijner dan weer samen onderaan de routes te staan. Zoals vroeger.
De herfst is koud. Maar warm.
Het is circus. De mensen die zich vandaag bij Gailland hebben verzamelt zijn erop uitgezocht om ons te vermaken. Twee oude jofele Franse heren naast ons zekeren alsof ze beiden voor het eerst een touw in handen hebben. Aan de andere zijde gebruikt een sportieve oma de techniek van ‘het touw langs de rug’ om haar kleinkinderen op te vangen. Het hele klimgebied wordt getreiterd door een hond die, als hij niet op zijn baasjes aan het klimmen is, van zekeraar naar zekeraar loopt en eten uit hun tassen steelt. Het beest is niet groter dan een onderarm van een klimmer, zwartglanzend en hormager, en beweegt zich in wonderbaarlijke vaart langs ons op zijn vier stekelige wankele pootjes.
Midden in het massief loopt een ijzeren trap langs de rots naar boven. Ik heb me nooit afgevraagd waar het precies heenleidt, misschien omdat ik onbewust het mysterie intact wilde laten.
Een man en vrouw doorbreken mijn dagdromen. Ik ben Fieke aan het zekeren en zie de twee achter elkaar naar beneden dalen, beide met hun billen in de lucht en een touw om hun schouders. De man zet als eerst voet op vaste grond en kijkt guitig om zich heen. Hij lijkt achterin de zestig en draagt een grijze snor en een gebreide muts. Als ik in zijn blikveld val vraag ik hem waar hij vandaan komt. ‘Van boven’, zegt hij in het Frans. ‘We deden meerdere lengtes en wilden abseilen, maar ik was mijn gordel vergeten, dus zijn we maar via het trapje gaan afdalen.’
Stom van verbazing kijk ik hem aan. Voor ik er op in kan gaan is ook de iets jongere vrouw geland en begint tegen hem te praten, duidelijk niet geïnteresseerd in een conversatie met mij. Samen lopen ze weg. Hij draagt inderdaad geen gordel.
‘Fiek!’ schreeuw ik naar boven, ‘je moest eens weten wat hier net langsliep!’
We lunchen naast een groot rotsblok in de zon. Het is geen dag van harde routes, noch van veel routes, een dag waarop het klimmen eigenlijk secundair is. Met stokbrood in mijn hand staar ik naar de kinderen die rondrennen tussen de klimtouwen en het zwartglanzende hondje dat het heeft gemunt op onze pesto. Naar Fieke die stil tegen het rotsblok leunt en de Mont Blanc die ons haar zegen geeft vanaf ongrijpbare hoogte. Ik doezel weg in de tijd waar ik op zonnige dagen eindeloos buiten speelde, rende en klom, achterna gezeten werd en bloemetjes plukte, buren lastig viel en naar binnen geroepen werd voor boterhammen en limonade. Het maakt me verdrietig en gelukkig tegelijkertijd.
We klimmen nog twee routes en grijpen daarna onze spullen bij elkaar om door de blaadjes terug naar Chamonix te lopen.
Die avond voelen we ons beide rozig van een dag in de zon en de kou.
Het verschil met vroeger is de wijn, in plaats van de limonade.
Ik schrijf dit verhaal en Fieke leest haar boek.
Lang leve deze dag.
Wauw, deze dag was zo onwijs fijn! Het lezen van dit verhaal en het terugdenken aan de rariteiten en rust van die dag, geven me hetzelfde melancholische gevoel als toen. Onschuldig buitenspelen..
Pingback: Fieke de Goede – Ruby Elizabeth