Blogs
Comments 2

Het Hutje van Sprookjes en Dansende Spookjes

Bergje is wel mooi
Vier jaar geleden liepen Fieke en ik voor het eerst over de lange morenen van Glacier du Tour naar de Albert Premier, een hut in het noorden van het Mont Blanc massief. We hadden net op cursus geleerd hoe we over sneeuw moesten lopen. Onze maatjes konden we uit gletsjerspleten takelen en het kompas wees ons de weg.
Een paar ervaren klimmers namen ons vervolgens mee op tocht in de wilde bergen die zich rondom de Albert Premier bevonden. Om twee uur ’s nachts werden we gewekt en een uur later joegen ze ons over de gletsjer. Op de top van de Petite Fourche benoemden ze alle bergen om ons heen. Het was een sprookje. 

Herfst 2015.
Zoek de AapFieke en ik banjeren door de sneeuw. In de verte zien we de Albert Premier, en daarnaast het bivakhutje. Eind september sluiten de meeste grote hutten en zijn klimmers aangewezen op hun kleine bivak broertjes en zusjes. Hutten zonder waard en zonder biertjes. De aanwezige voorzieningen kun je op voorhand opzoeken, en dat hebben we gedaan, maar ik ben er niet gerust op. De laatste meters van de aanloop zijn volledig verijst. Een bevroren waterval loopt in golven over het pad en glimt in het zonlicht. We moeten ons over kleine droge rotspuntjes bewegen om bij de bivak te komen.

Het is voor ons beide de eerste keer dat we buiten het seizoen alpineren. We hebben geen idee wat we in de bergen zullen aantreffen. Sneeuw, kou, eenzaamheid. Overbezette bivakken. Het was een gok om naast ons alpine spul alleen wat kookgerei mee te nemen. In mijn achterhoofd houd ik rekening met de mogelijk dat het hele ding gesloten is en we rechtsommekeer moeten maken.  Maar dan ruiken we de geur van verband hout.

Er is leven.
Meer dan dat zelfs.  De hut

Zodra we de deur van het kleine hutje openen horen we popmuziek. Twee jongemannen zitten grijnzend achter een tafel die volgeladen is met kaas, worsten en aardappelen, twee flessen witte wijn en een box aangesloten op een smartphone. Om hun heen aan de muur hangen donsjassen, helmen en ijsbijlen. De rest van de ruimte is groot en netjes.

We gooien onze tassen af en gaan verbaasd aan onze eigen tafel zitten.
Dus dit is een bivak?

Ik trek mijn schoenen uit en ga in twee legergroenen hutklompen op ontdekking. In een hoek staat een kachel en achter een deur ligt een grote opslag met blokken hout. De wc stinkt, maar lijkt te werken, en in de slaapruimte liggen wel honderd dekens. Het is warm binnen. Op de kachel staat een grote pan waarin de Fransen liters sneeuw hebben gesmolten.
Mijn aandacht wordt getrokken door twee brede oranje strepen zonlicht die schuin vanaf de ramen de hut in lopen. Het gefonkel van de gletsjer. We raken in gesprek met de Fransen, maar als we ons op het balkonnetje begeven is het dood en doodstil. Het dal is gevuld met wolken. De hoekige lijnen van de gletsjerspleten gaan over in de pluizige oceaan boven Chamonix. Daarachter is niets, niets dan blauwe lucht.
Ik zeg tegen Fieke dat het me niet meer uitmaakt wat er gebeurt. Dat dit al voldoende is.

VerstoppertjeWe zetten ons gastankje binnen op tafel en warmen twee pakjes prefab pasta op. Light and Fast, of in elk geval niet al teveel rommel op onze rug; dat was het idee. Achter mijn pannetjes zie ik de schimmen van de twee jongens en de contouren van hun bourgondische feestje. Verschillende kazen. Verschillende worsten. Ze maken kaasfondue, laten ze ons weten.
Kaasfondue.

Onze pasta is na vijf happen op. Fieke begint aan een bak havermout en ik verzink in de topo van het gebied. Het lijkt een rustige avond te worden.

Terwijl ik van route naar route blader luister ik stilletjes naar het gebabbel tussen haar en de jongens. Ik probeer me afzijdig te houden, maar dat lukt niet. Natuurlijk niet. Voor ik het werkelijk door heb zit ik naast een plastic beker witte wijn en eet ik het ene na het andere stuk huisgemaakte worst. Grote aardappelen met gesmolten kaas worden voor onze neus op geïmproviseerde borden geschoven. Muziek klinkt door het houten hutje. Gelach. Frans.
De jongens rollen sigaretjes en we volgen ze naar buiten. De zon zakt langzaam onder, feloranje op het donkerblauw, en elke hint naar de bewoonde wereld vervaagd. Rook nestelt zich in mijn hoofd en versluierd het contact met de realiteit. Fieke praat en lacht, ik voel het geluk bijna tastbaar in de lucht.

Even later dansen we.
Allemaal.

Vier figuren in leggingen en thermoshirts op 2800 meter hoogte laten hun armen, benen en billen los op het ritme van muziek en een flacon sterke drank. We proberen spagaten en pirouetten en zelf fatsoenlijk in paren te dansen, wat geen van ons lukt. De hoogte put ons uit en laat ons zwaar ademend op de grond zakken. Met het oog op de tochten van de volgende morgen stoppen we de muziek, ruimen wat op en gaan naar de slaapzalen boven. Fiek en ik sluiten ons hok en kruipen beide onder drie wollen dekens, doorgeslagen om alles wat ons overkomt.
Als we net een beetje bedaren, horen we gerommel op de gang. De deur kraakt. Kerkmuziek klinkt. Een zwak schijnsel verlicht de ruimte. Met grote ogen kijk ik naar Fieke, die zich concentreert op wat zich langzaam op ons af beweegt.

Franse SpokenTwee Franse spoken.

Het duurt tien minuten voordat we bekomen zijn van de hilariteit en ruim een uur voordat de adrenaline uit onze lichamen stroomt. Pas dan kan de slaap ons meevoeren.

De volgende morgen vroeg klinkt onze wekker. We lopen zachtjes naar beneden, rommelen aan onze tassen en maken een grote bak havermout. Uit de pan op de kachel vissen we gletsjerwater. We koken het, eventjes – geen idee hoelang water moet koken om het drinkbaar te maken. We hebben beide een camelbag als waterdepot en moeten wachten tot het water voldoende afkoelt om ze te kunnen vullen. De ochtend verloopt traag, maar het doet er niet zozeer toe.
Een van de jongens komt naar beneden en deelt ons mee dat zij niet meer op tocht gaan. De ander heeft namelijk zijn beenspier verrekt met het proberen van de spagaat en komt zijn bed niet meer uit. Het is tragisch. En hilarisch.
Anderhalf uur na het ontwaken maken we ons debuut in het herfstalpinisme.

Eind van de middag.
Onverwacht en uitgeput komen we terug bij de hut. Het plan was aanvankelijk om ons naar een andere bivak te bewegen, maar door mijn navigatiekunde verliezen we de route en moeten we terugkeren. Het kompas wees niet de weg.
Op het balkon wachten de twee jongens ons op. Onsamenhangend van vermoeidheid doen we ons verhaal.

Op 't balkonDie avond stroomt de hut vol. Twee andere Fransen voegen zich bij de bourgondische eetclub en halen grote bieren uit hun alpine tassen. Een aspirant gids sleept zijn vriendinnetje mee omhoog en twee Sloveense dames bereiden zich voor op de Arrête de la Table.
Fiek en ik zijn uitgeput. We openen twee nieuwe pakjes prefab pasta en zonderen ons af in een hoek van de hut. Ik ben te moe om Frans te spreken, maar accepteer dankbaar de stukjes worst en kaas die ons weer worden toegeschoven. Fieke leest haar boek en ik probeer wat te schrijven. Op de achtergrond klinken de stemmen van alpinisten die hun tochten voorbereiden. Af en toe verkassen ze zich naar het balkon om hun sigaretjes te roken. Iedereen praat met elkaar. De zon gaat onder. Ik probeer in woorden vast te leggen hoe ik me voel, maar eindig met het doorstrepen van al mijn zinnen.Fieks op valkon

Die nacht realiseer ik me dat ik me nog nooit zo dicht bij de verwezenlijking van mijn fantasie heb bevonden. Dansen in een hut hoog in de bergen. Iemand die ik liefheb en onbekenden met zoveel warmte in hun wezen dat ik begrijp waarom ik de deuren van mijn toekomstige houten huisje voor altijd wagenwijd open wil hebben staan. Avontuur in het verleden en avontuur in de toekomst. Een hutje van sprookjes en dansende spookjes. Het enige wat nog miste zijn al die anderen die ik dicht bij me wil hebben. Een gitaar en een schaap.

Hap slikDe volgende morgen is de bivak verlaten en weet ik dat de wilde bergen van het Mont Blanc massief aan alle kanten worden verovert. Fiek en ik doen een klein zelfverzonnen toertje aan de rand van de gletsjer en keren een laatste keer terug naar de hut. Het krioelt er opeens van de mensen. Ze legen de prullenbakken, timmeren aan raamkozijnen en bewegen zich druk heen en weer tussen de grote hut en het bivakhutje. Een helikopter levert een lading nieuw brandhout af. De mystiek van het bivak verdampt voor onze ogen, maar onze herinneringen zijn voldoende gevoed om met onaangetast geluk over de morenen af te dalen.

Dag Spookjes. Dag sprookjes. Fieke op weg

Tot de volgende keer.

This entry was posted in: Blogs

2 Comments

  1. Jelmer Bos says

    Zo hoort het leven te zijn. Holy shit, wat mooi geschreven. Afgelopen zomer heb ik precies zo op dit balkonnetje gestaan, heb me nog nooit zo in het moment gevoeld als in dat moment. Denk niet dat je me kent, maakt ook niet uit, ik geniet van je verhalen 🙂

  2. Pingback: Fieke de Goede – Ruby Elizabeth

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s