
Tijdens elke lange alpine tocht denk ik minstens één keer aan een grote heliumballon die het gewicht van mijn rugzak overneemt. Het lijkt me zo’n leuk gezicht, een rijtje alpinisten met allen een eigen kleur ballon. Het bergbeklimmen zou er in elk geval makkelijker van worden, misschien dat sommigen het als valsspelen zouden zien.
Soms denk ik ook aan een speciale bril die de juiste route op de rotswand doet oplichten, zodat je nooit de verkeerde kant op klimt. Of een paar intelligente schoenen dat gaat piepen als ze niet stevig staan, of een live-verbinding met een klimcoach die de hele tocht voorkauwt (stop nu de gele camelot in de spleet boven je neus) en met de helikopter komt aanvliegen wanneer je toch een foutje maakt, of drones die op bestelling eten en warme dekentjes komen brengen (noordwand, derde goot links).
Nog steeds moet ik wennen aan het gebruik van GPS in de bergen. Dan denk ik aan mijn vader, zijn kaarten en kompas, en vind ik al die technologie maar lui en misplaatst. Maar als ik zelf verdwaal in het donker, dan ben ik blij met mijn volgeladen telefoon en de applicatie die me veilig thuisbrengen.

Laatst zei Thibault vrolijk dat hij verwarmbare schoenzolen voor me had gekocht, voor het ijsklimmen. Met tegenzin wurmde ik ze in de diepte van mijn schoenen, frummelde de batterij in de rand van mijn sok en klom vervolgens een dag lang in een bevroren waterval zonder daarbij ook mijn tenen te bevriezen. In Frankrijk heb je een woordje dat de pijn omschrijft wanneer vingers en tenen opwarmen na heel koud te zijn geweest: ‘l’onglée’ (de Engelsen zeggen screaming barfies). Zo’n onglée doet zoveel pijn dat je minutenlang uit alle macht uit je eigen lichaam probeert te vluchten. Normaal gesproken heb ik er tijdens het ijsklimmen minstens twee of drie voor elke voet en hand (slechte circulatie), waardoor ijs- en winterklimmen meestal uitdraait op een forse mentale beproeving en de eigen belofte dat ik mezelf dit dus nooit meer aandoe. Dankzij die batterijen zag ik eindelijk weer eens hoe mooi zo’n waterval eigenlijk was, want die viel in bevroren, heldere golven van de rotswand en ìk mocht daar met warme tenen overheen klimmen.
Toch voelt het alsof ik de natuur met die batterijen een loer draai. Alsof ze me tevens energie geven bij het klimmen zelf en ik straks hoekig naar boven zal bewegen onder het uitslaan van mechanisch gepiep. Dan denk ik weer aan die heliumballon: wat als je daar gewoon nét iets meer helium indoet zodat ook de helft van je lichaamsgewicht wordt opgeheven? En als je dan eigenlijk te moe bent, dan vlieg je gewoon naar boven, en voor het gemak ook naar beneden.

Het alpinisme van tegenwoordig lijkt natuurlijk in niets meer op het alpinisme van de pioniers, met de fanfare aan materiaal die we in onze lichtgewicht tasjes stoppen. Ik maak constant gretig gebruik van technologie (donsjas, ski’s, camptocamp met recente verslagen enzovoort) en was zonder enige twijfel niet hard genoeg geweest om in de vroege jaren van het alpinisme mee te draaien (zoals ik momenteel mét supermateriaal ook niet in staat ben om met de grote alpinisten mee te draaien). Te zwaar, te gevaarlijk.
Wat had ik wel gedaan? Gewandeld. Daarom vind ik wandelen zo leuk. Met slechts een paar schoenen, een degelijke onderbroek en stijlvol petje gaat er al een wereld voor je open.
Het gebruik van technologie in de bergen is misschien niets meer dan een kwestie van voorkeur. Je hebt ski-station haters die het liefst alleen met een tentje op de rug verdwalen in de krochten van de Pyreneeën, mensen die koffie komen drinken in het bovenstation van Aiguille de Midi terwijl ze selfies maken met het fabuleuze uitzicht en alpinisten (zoals ik) die alleen kunnen profiteren van het ijslimmen met een tweetal verwarmde voetzolen, maar zich daar wel een klein beetje stom over voelen. Alsof het duel met de hoogte en die prachtige natuur toch zo ‘naakt’ mogelijk uitgespeelt zou moeten worden: een naakte berg tegen een naakte mens.
En je moet natuurlijk ook wel een beetje afzien om het biertje na afloop te verdienen (gelukkig heb ik nog steeds twee tot drie onglées per hand).
Maar ook weer niet teveel (mocht je bij elke ijsklimsessie eveneens minstens twee tenen riskeren, dan raad ik die zooltjes zeker aan).
Met dank aan het fantastische duo Menno en Julius die ik hier een weekje op bezoek heb mogen hebben, het was een feest!

Indrukwekkend! Ik kan mij het genoegen èn de pijn heel goed voorstellen. Ik hou het toch maar bij wandelen…
Prachtig geschreven, Ruby! Bestaan er ook geen verwarmbare handschoenen? En zou je die dan ook in beschouwing nemen?
Elisabeth! Ja, die bestaan wel! Het enige probleem met verwarmde handschoenen is dat ze vaak dik zijn en je bij ijsklimmen best wel veel kleine handelingen moet uitvoeren die met dikke handschoenen lastig zijn. Maar als ik ooit een verwarmde kleine handschoen vind…Dan denk ik wel dat ik ervoor zou gaan!
Mooi en boeiend geschreven. Je enthousiasme spat ervan af.
Dat heb ik nou ook altijd; mijn hele lijf blijft perfect op temperatuur maar mijn vingers … Ik heb voor een kapitaal aan handschoenen en wanten en iedere keer denk ik dat ‘deze nieuwe peperdure exemplaren’ mij eindelijk gaan verlossen van die onglées. Voor korte periodes kan je natuurlijk altijd van die warmtezakjes meenemen, Als je een fijne oplossing hebt gevonden hou ik mij aanbevolen …