Sinds gisteren heb ik zin om het virus een gestalte te geven. Ik denk aan een vleermuizige bezoeker van de vismarkt in Wuhan, een mysterieus mannetje met lange jas, hoed en grote bruine reiskoffer, dat daarna overal in de wereld opduikt (wat een vreemd figuur, denken mensen). Of ik denk aan een reislustig blubbermonster van bruine kleuren en veel te veel armen, aangetrokken door de ouderen en zwakken, dat zwabberend uit de kraan of het putje van de zorginstelling stroomt en zich naast hen in bed flaneert.
In welke gestalte dan ook, ik vraag het vriendelijk om de (iets- ) ouderen waarvan ik veel houd met rust te laten en ook alle andere (iets-) ouderen en de (iets-) zwakkeren en om eigenlijk gewoon terug naar die vismarkt te gaan en dus naar die vleermuis en daar te blijven want al dat gereis is wel gewoon genoeg geweest.