Sinds dat stuk van Bas vertrouw ik mijn eigen schrijven niet meer.
Ik ben inderdaad een beetje een romanticus, beweeg mezelf door Chamonix met een roze bril, of in elk geval lichtroze. Haren in een afvoerputje, hasjlucht of gevaarlijke wc-potten dringen niet echt tot me door als hinderlijke aspecten van het zojuist geëmigreerde bestaan, omdat ik heel gemakkelijk high word van dat bestaan zelf. Ik schrijf zo stoned als een garnaal en ben misschien zo stoned als een garnaal zolang het dagelijks leven me niet afleidt. Ik heb daar ooit hard aan gewerkt, ik heb die bril zelf roze geverfd, misschien zag ik de haren in het afvoerputje al aankomen en ben ik preventief gemakkelijk geworden.
Hoe dan ook, ik moet tegenwoordig een beetje lachen om mezelf en mijn woorden omdat ik me er bewust van ben geworden dat ik een hele gestileerde versie van mijn bestaan op deze blog naar voren breng – wat logisch is, maar wel geinig. Ik vind het geinig.
Ik ben nu eigenlijk wel getriggerd om over niet romantische dingen te schrijven. Even die bril afzetten.
Zoals: Ik vind nooit de tijd om boodschappen te doen en heb daarom nooit ontbijt. De dichtstbijzijnde winkel zit in Argentière en die bus gaat slechts elk half uur. Dat gaat dus niet. En ’s ochtends, als ik het liefst met een kop koffie vanaf de bank uit het raam staar, ligt er vaak al een Spanjaard op de bank, en dan weet ik niet meer waar ik met mijn koffie heen moet.
Mijn Iphonekabeltje is altijd weg, ergens nabij de slaapplekken van alle negen chaletgenootjes, en mijn Iphone zelf ook – maar dat ligt aan mij.
De bussen zijn sinds de komst van het hoog-hoog seizoen zo afgeladen dat zo nu en dan het eind van een skistok, een goggle of het puntje van een neus klem raakt tussen de busdeuren. Voor het poortje van de skilift staat een rij van meer dan een uur, met vuil kijkende toeristen die elke tien minuten met kromme benen in hun ongemakkelijke skischoenen een metertje naar voren schuiven. Diezelfde toeristen laten hun fatsoen achter op de piste en staan ’s avonds strontlazarus aan mijn bar, niet zelden walgelijk arrogant van door alcohol (of het bezit van geld, want we zijn nog altijd in Chamonix) aangemoedigde grootheidswaanzin.
Na de après-ski zijn mijn collegaatjes en ik ruim twee uur bezig om de boel weer schoon te krijgen, en als er een ‘ten o’clock wave’ binnen komt wens ik iedereen hele nare dingen toe, want dan mogen we alles opnieuw gaan schoonmaken en lig ik niet in mijn bed voor half 2 ’s nachts.
Ik ben de grootste partypooper ooit en wijs als een waar sociaal ondier elke mogelijke afspraak af, omdat ik prioriteiten stel die voor de gemiddelde seizoensarbeider onbegrijpelijk zijn (Sorry, ik wil mijn verhaal vanavond afschrijven. Waar gaat dat dan over? Over de onromantische aspecten van mijn Chamonix bestaan. Oh… Ok).
Soms kijk ik naar Juna, de chalethond, op haar groene dekentje bij de kachel en ben ik jaloers op haar omdat ze alleen maar slaapt en eet. Ik wil ook wel slapen en eten.
Goed, dan nu die bril weer op.
Ik woon in de bergen.
Alleen dat is relevant.
Haha! Ik hoop niet dat ik het nu voor de fans van jouw dromer stijl heb verpest 😉 Maaaaaar ik vind dat je een leuke blog hebt geschreven 😛