De rots ziet er onbegaanbaar uit. Ik lees veel over rotsen die er onbegaanbaar uitzien, rotsen waar ik over lees zijn altijd deel van de onbegaanbare selectie. Zou er anders over geschreven zijn?
Rotsen die ik eerder beklom ontleenden hun begaanbaarheid aan hakenreeksen of zichtbare eenvoud.
Maar deze rots is anders. Glad, treeloos, een kleine crack in het midden waar misschien net een hand in past. Geen haak. Als de rots geen route rijk was, uitgetekend en gewaardeerd in de topo, zou ik nooit de gedachte hebben gehad hem te beklimmen.
Nu sta ik eronder, zwaar van materiaal en donkere, onbegrijpelijke keuzes.
En vervolgens bega ik de rots. Eerst boulder ik naar een bandje, daarna plaats ik een cam zo hoog als mijn uitgestrekte tenen me brengen, en dan klim ik omhoog. Hop, hop, hop.
‘Als je zoiets kan beklimmen’, denk ik beneden…
Als zoiets onbegaanbaars beklimbaar blijkt, hoe begaanbaar zijn dan al die bergen?
(Kleine kanttekening: De rots was relatief onbegaanbaar, in de context van mijn klimvaardigheid, maar in vergelijking met ’t kaliber rotsen van de boeken waarschijnlijk een plateau met reuzecrack om een heel rack in kwijt te kunnen.)