Thibaults peetoom kwam op bezoek en wilde ons graag mee uit eten nemen. Omdat pizza’s in Italië vaak goedkoper en lekkerder zijn (want Italiaans), opperde Thibault om een restaurant over de grens te zoeken. Die ligt op een kwartiertje van ons dorp.
Samen met de vrouw van de peetoom stapten we in een nette rode familieauto, Thibault en ik als kinderen op de achterbank. Zo reden we de berg op en de grens over. Daar zag ik iemand vlak naast de berm met een verrekijker, ik tikte Thibault aan. De man richtte zijn apparaat op de bergflanken van de vallei van Montgenèvre, de bossen en kunstmatig ondergesneeuwde pistes in het schemerdonker. Als hij bergschoenen aan had gehad, een beige broek en een hoed, dan hadden we kunnen geloven dat hij zocht naar marmotten, een wolvenroedel of een verloren schaap. Als het mijn vader was geweest, dan had hij misschien ondanks het donker nog de lagen in het gesteente willen onderscheiden. Maar de man droeg een donkerblauwe broek en een donkerblauwe jas en zocht naar vluchtelingen.
Het was dinsdagavond en laat in het skiseizoen. De Italiaanse dorpen lagen er stil bij en pittoreske restaurantjes leken vooral te zijn opgericht in Thibaults waanbeeld van de naburige valleien in Italië. Daarom reden we door en door, tot we enigszins verward Sestrière binnenrolden, een skistation dat als een verzameling vervallen, grotendeels potdichte, verbazingwekkend lelijke appartementencomplexen op ruim 2000 meter hoogte uit de grond stak. Sneeuw lag alleen op de pistes, ook hier had de winter het afgelaten.
Zo snel als hij kon keerde de peetoom zijn auto en reden we terug langs dezelfde reeksen stille huizen, tot we een groep mannen ogenschijnlijk vastbesloten een dorp in zagen lopen en de auto vlug parkeerden. Zodoende vonden we een restaurant.
Het was toch een goed idee van Thibault geweest, want pizza in Italië, en dan vooral de verse mozzarella, en de tomatensaus, en het deeg, en de tiramisu na afloop, bleek een kleine gemotoriseerde dwaling door het buurland meer dan waard. Zelfs een uitzondering op kersverse principes.
Omdat de Italianen onze Aperol Spritzen leken te hebben gevuld met alleen Aperol en Prosecco, en zowel de vrouw van de peetoom als Thibault de eigen niet op had kunnen krijgen, zat ik vrolijk toch zeer slaperig achterin de auto en zag donkere bergen gestaag voorbijglijden. Vlak voor de grens deelde mijn vriendje zijn standaardgrap met zijn peetoom: ‘geen zorgen, we zijn allemaal blank. En’, voegde hij eraan toe, ‘we zitten vanavond ook nog eens in een keurige auto.’
De keurige auto werd toch tot stilstand gemaand. Net op dat moment sprong de radio op vrij luidde techno waardoor Thibault en ik naar voren moesten buigen om de agent te verstaan.
Hij vroeg aan de peetoom wat we in Italië hadden gedaan.
‘We zijn er gaan eten’, antwoordde de peetoom. Thibault voegde eraan toe dat het eten in Italië lekkerder en goedkoper was. Daar moest de agent om lachen. Ik zag vluchtig de mozzarella voor me, hoe het zachte hart bij het opensnijden naar buiten was gestroomd.
‘Hebben jullie iemand op de route gezien?’ vroeg de agent.
‘Nee’, zei de peetoom.
‘En jullie kofferbak is leeg?’
‘Ja’, zei de peetoom.
We mochten doorrijden. Ik vroeg me af hoeveel vluchtelingen je in een kofferbak zou kunnen laden. Dat hing ongetwijfeld af van hun leeftijd.
Misschien was de agent vooral op zoek geweest naar smokkelwaar of drugs, maar daar hadden we blijkbaar ook niet echt het profiel naar gehad.
‘Of we iemand op de route hadden gezien’, herhaalde ik een half uur later naast Thibault in bed. Ze refereerden dus toch naar vluchtelingen als mensen, maar dan wel mensen die ons hadden moeten opvallen. Ze hadden vast niet gewild dat we die avond alle bleke Italiaanse passanten bij hen rapporteerden, of Fransen zoals wij, die hadden gezocht naar pizza. Op welk antwoord hadden ze dan wel gehoopt?
“Ja meneer, twintig stuks.”
“Hoe zagen ze eruit?”
“Als Syriërs, meneer. Afghaans. Diep donker zwart. Fit, hoogzwanger, oud, op de schouders van papa. Gek gekleed. Bang, moe. Op slippers. Met tassen. Op zoek. Op de vlucht. Vanavond voor jullie, daarom verstoppen ze zich achter de derde prullenbak links.”
En toen stroomde alle Aperol Spritz plotseling in krokodillentranen over mijn wangen. ‘Wat is er?’, vroeg Thibault.
‘Te veel gedronken.’
En acht uur later begon een nieuwe dag.
Published on March 31, 2022
Pakkend, jouw indruk!
Ik zou (op z’n Vlaams) zeggen: ‘Meiske, gij doet de wereld een plezier met een boek(ske) te schrijven en uit te geven.
Helemaal mee eens!
Schurend als altijd. En dat is een compliment.