Het is warm, buiten. Het is warm voor Februari en voor ons. Wat we ’s winters doen, waarvoor we zijn gekomen en gebleven, bestaat alleen wanneer het vriest. Maar het nulpunt ligt deze maand te laag voor ons soort winter. Het regent. Het lijkt wel op Nederland, zei Fieke vandaag nog, in opengeritste jas op 1353 meter hoogte.
Op wat voor toekomst bereiden we ons eigenlijk voor, dat vraag ik me zo vaak af. Misschien wordt zomeralpinisme ons winteralpinisme en klimmen we ‘s zomers alleen nog op rots. Plooien waarvan we zeker zijn dat ze niet bij elkaar gehouden worden door permafrost, daar vinden we elkaar terug. Steeds iets hoger opzoek naar sneeuw en ijs, tot op een dag geen berg meer hoog genoeg is.
En skiën, misschien kunnen we dat nog een jaar of twintig. Of tot in de eeuwigheid, op overdekte pistes. De vraag is dan hoelang die eeuwigheid het zelf uit zal houden. Misschien kunnen we haar ook overdekken.