Ik lees weer boeken tegenwoordig, want die luxe kan ik me met al mijn vrije tijd permitteren. La Voie des guerriers du rocher (The Rock Warriors way) lees ik zelfs in Frans, dat vanwege mijn gebrekkige vocabulaire betekent dat ik per pagina zo’n tien woorden onderstreep die ik door de Google Translate moet gooien.
La Voie des guerriers du rocher
Préparation mentale pour grimpeurs
Arno Ilgner
Normaal gesproken laat ik me afschrikken door zelfhulpboeken, want ik kan het allemaal zelf al (want ik ben superRuby) en ik associeer ze stuk voor stuk met midlifecrisissen en Westerse verveling. Dit keer toonde ik me echter zo incapabel dat ook ik mijn toevlucht in het zelfhulpboek heb moeten nemen.
Dit is echter het tofste zelfhulpboek ooit.
Écht.
Ik zou je bijna willen vragen een klim-gerelateerd probleem te kweken zodat je maar aan dit zelfhulpboek kunt beginnen.
Mijn probleem is dit: Ik maak geen progressie in mijn routes terwijl ik sterker en technischer ben dan voorheen en ik poep hem nog steeds heel hard in sommige run-outs, laat me ernstig van mijn stuk brengen door sommige bandjes en heb absoluut nog geen onvoorwaardelijke vriendschap gesloten met het gedeelte rots dat zich boven de haak bevindt.
Ik heb zojuist Hoofdstuk 1 van het boek uitgelezen en al meer geleerd dan in mijn hele klimleven bij elkaar.
Het dwingt je tot een zelfonderzoek dat oneindig veel verder reikt dan wat je brein uitspookt omtrent klimmen. Het maakt je een rotsstrijder, le guerrier du rocher, maar zo eentje wordt je niet in die paar uren per week dat je aan de rosten hangt en met name niet in die paar minuten dat je bibbert in de crux.
Je moet je hele denken aanpassen.
Daarom vind ik het zo leuk.
Ik riskeer nu met mijn omschrijving je aandacht te verliezen, want het zal allemaal ontzettend vaag klinken, en toch hoop ik dat ik iets in je motiveer om dan maar zelf in het boek te duiken, want je zult er waardevols in ontdekken. Echt.
Een rotsstrijder strijdt zoals een strijder in een gevecht van man tot man, waarin elke beweging telt en angst voor de dood bij voorbaat al tot verlies leidt. Een strijder kan zich niet laten afleiden op het moment-supreme, in het heetst van de strijd, de crux van een route. Als je op zulke momenten controle wilt hebben over je bewegingen en geest, dan moet ’t op voorhand al kunnen controleren.
Wat het zo interessant maakt is dat je afgeleid wordt door iets wat je al dondersgoed kent, maar dit boek maakt het (voor mij althans) zo expliciet dat ik er beter dan ooit mee aan de slag kan. Het heet: Ego.
Jaja, het Ego.
Oké, ik zal het proberen uit te leggen aan de hand van het gevalletje Ruby:
Ik heb geleerd om goed te zijn in dingen. Goed, goed, goed. Goed op school, goed op het hockeyveld, goed op de piano, goed in schrijven, goed in tekenen, goed in zingen verdorie goed in alles. Ilgner schrijft dat je van jongs af aan wordt geconditioneerd met ‘goed’ en ‘niet goed’, en dat net zo goedbedoelde systeem van groei en trots en discipline raak je de rest van je leven niet kwijt.
Toen ik begon met klimmen werd het direct een motivatie om daar dan maar goed in te worden, want goed is waar je voor gaat. Beter dan.
Ik kwam een paar dagen terug op het idee om een nieuw instrument op te pikken (Saxofoon, zo cool, zo onmogelijk) en fantaseerde gelijk over hoe ik daar snel goed in zou worden.
Ik herinner me dat ik vroeger pianospeelde en zong met alle deuren gesloten omdat ik oefende en niet aan de anderen wilde laten horen dat het nog niet goed was wat ik speelde. Goed, goed, goed.
Ik zei tegen Marcel dat ik ook houtsculpturen wilde maken (want we maakten een uitstapje naar de heetwaterbronnen waar allemaal naakte hippies gitaar speelden en houtsculpturen maakten) en hij zei dat ik daar waarschijnlijk wel goed in zou zijn. Goed is overal. Goed is alles. Ik ben Ruby en ik ben goed in dingen en zo niet dan weet ik nauwelijks waarom ik iets in de eerste plaats zou ondernemen.
Is dat niet geinig?
Wat levert dat je eigenlijk op, goed in iets zijn?
Ego.
Een Ego dat je afleidt.
Goeroe Ilgner zegt dat je in wezen gelijk bent aan andere mensen en je persoonlijke waarde niet stijgt met het ‘beter’ zijn in dingen. Dat zou immers betekenen dat als ik slecht ben in pianospelen of Frans spreken, ik een slechter mens zou zijn.
Ego zegt echter andere dingen. Ego laat mijn eigenwaarde afhangen van mijn presteren; mijn idee van ‘beter zijn dan’, mijn succes op schaal van andere mensen, van externe factoren.
Als nu mijn eigenwaarde afhangt van mijn klimmen, dan wordt het opeens een hele intense, beladen zaak, dat klimmen (of dat gitaarspelen of dat Yogaen of dat koken), met de mogelijkheid tot ernstig falen en in waarde te zakken.
Nu, het Ego speelt zich allemaal af in het denken. In het klimmen manifesteert dat zich als een gedachtestroom die me vergezeld tot bovenin het relais en me dusdanig afleidt dat het klimmen soms bijna secundair wordt. Ik ben bezig met vallen en met falen.
Gedachtenstromen.
Denkgewoontes.
Het Ego praat, het Ego is altijd met me, met ons waarschijnlijk want we zijn allemaal mensen die grootgebracht zijn in een soortgelijke cultuur.
Ik kende Ego al. Ik denk zelfs dat ik door de jaren heen een innige band met Ego heb opgebouwd. Het enige wat ik nooit gedaan heb is Ego actief en consequent uit mijn hoofd gejaagd. Ik heb geleerd om met Ego te leven, als gedachten die ik soms bewust verwelkom en half accepteer, soms pas later als motivatie achter mijn handelingen bestempel, soms aanvecht. Het vergt moeite om je gedachten te controleren, om een beetje boven ze uit te stijgen en ze te laten passeren.
Omdat ik me nu dankzij dat boek realiseer dat het Ego zo intiem is verweven met mijn klimmen en het klimmen momenteel een grote rol in mijn leven speelt, wil ik dat samenlevingscontract met Ego beëindigen.
Dat betekend dat ik een grote Boeddha moet worden, zo’n mediterend type met innerlijke rust. Het zat er al jaren aan te komen, maar nu kom ik er niet meer onderuit.
Een paar dagen geleden klom ik een ochtend in Sadernes samen met Marcel, een vriendin van Marcel en Ego. We hadden het zo goed samen. Ego zong hele liederen tegen me, veel meer nog dan ik dacht, ‘Ruby, je bent boven je haak nu, dat is een slechte greep Ruby, de crux moet nog komen, je wordt al moe maar dat zou eigenlijk niet moeten hè, oef, Ruby, hier had Marcel het moeilijk en dat voetje gaat wegglijden… fuck je gaat vallen waarom de fack die haakafstand zo groot, ooh Ruby snotaap die je bent (dat laatste zei ze eigenlijk niet maar dat klinkt zo leuk).
Het lukte me om de gedachten gade te slaan en ze te laten passeren zonder me te beïnvloeden, tot de laatste twee haakafstanden waar ze (concludeerde ik uiteraard achteraf) mijn klimmen overnamen en me bibberend over de 6c plaat lieten bewegen.
Dit is een project. Een traject. Iets met angstaanjagend groot potentieel.
Lees het, klimmertjes. En niet klimmertjes: Ga klimmen en faal en lees het.
Ik heb eindelijk (ego) hoofdstuk 1 doorgewerkt, in het Frans (oef..) en lees jou versie van de wijze woorden van Ilgner. Fuck denk ik, wat kan Ruby dat toch goed onder woorden brengen. ‘Dat zou ik zelfs met m’n aantekeningen d’r bij niet kunnen’, was wat ik dacht toen ik je verhaal uit had.. Haha zie hier, het fucking ego spreekt!
Morgen ga ik klimmen en ik zal mijn metgezel Ego eens de mond snoeren! (Onee, observeren he?) Croise les doigts pour moi 🙂