Ik ga zo snel! Ik ga zó snel!!
Op welke leeftijd word je op een fiets gezet? Is dat een jaar of drie, op iets roze’s met zijwieltjes en een grote toeter?
Ik kan me mijn eerste meters op een echte fiets nog herinneren. Het was met mijn buurmeisje. Samen pionierden wij alles in onze kinderwereld, zoals dikke witte besjes schieten door smalle pvcbuizen en weggetjes krijten op de straat. Leren fietsen deden we als vanzelfsprekend naast elkaar, met onze vaders die ons aan onze bagagedragers in balans hielden tot ze dachten dat we zelf voort konden. Ga ik zelf? Pap!? Je gaat!! Je gaat!!
Ik ga!
Er zijn niet zoveel dingen die je (onbewust) iedere dag vanaf je derde doet en óók haast ongemerkt voor lange tijd uit je latere leven kunt schrappen. Ademen, poepen en eten kun je niet drie maanden laten en zeker niet ongemerkt. Douchen wel, maar dat wordt snel vervelend, met onze culturele achtergrond.
Misschien een reis door een land zonder deuren of lampen om aan of uit te knippen, terrein dat om schoenen vraagt, of spiegels om in te kijken. Toch neemt fietsen een bijzonder plekje in; het is méér dan routinematig, maar minder dan bewust vermaak.
Iemand heeft me bovennatuurlijke kracht gegeven. Ik ga zo snel.
Maandenlang was ik te voet, struinend over de camping, bergen op en bergen af. Een dag verliep met de snelheid van het lopen.
Na thuiskomst wandelde ik langs het Amsterdams Rijnkanaal, om toch wat beweging in mijn lichaam te krijgen. Revalidatie.
Voor mijn vertrek naar de bergen was mijn fiets gestolen, of kwijtgeraakt of kapot gegaan, iets in het scala van rampspoeden dat een Amsterdamse fiets te voortduren krijgt. Op een optimistische middag sjokte ik, gedirigeerd door marktplaats, naar een achterafbuurtje in Amsterdam en testte een gestolen fiets van een vrolijke man. Maar mijn bil, de bil, Mevrouw Bil, zag het nog niet zitten.
Ik liep naar de winkel om de hoek, naar de studie op Roeterseiland, naar mijn werk in Noord. Ik liep en ik liep en ik liep.
8 september 2014. Ik leen Fiekes fiets, rijd hem de schuur uit en sla mijn been over het zadel. Mijn linkervoet zit al op de trapper, mijn rechtervoet haal ik voorzichtig om hoog. Het gaat. Ik trap zachtjes, maar ik schiet vooruit. De straat uit, door de Molukkenstraat, langs groente en fruit en mensenstromen. Over bruggen en langs water, ik schiet langs grijs en blauw en boze forenzen. Soms bomen, soms geuren, maar van dichtbij kan ik niets echt waarnemen want ik ben zo snel als iemand die op een fiets zit.
Ga ik zelf? Ik ga zelf. Ik ga zó snel.
Nog eventjes, en Ruby neemt ook weer haar eerste eigen hapje ! 😀
Die allerdaagse dingen die opeens weer bijzonder zijn.. Mooi momenten zijn dat!