Hop, hop, trein
De kat zit op het aanrecht, de hond ligt op de grond. Een nieuwe klok tikt, het is half elf ’s avonds en vaak slaap ik al om deze tijd. Maar vanavond niet. Vanavond schrijf ik — iets wat geforceerd misschien, maar het kwam er de hele dag niet van, en de trein moet bij het station vandaan. Die moet rijden, de rails volgen dwars door het berglandschap van mijn huidige hart, hoofd, wereld en tijd. Hop, hop, trein. Waarover schrijven dan? Bijna al mijn vriendinnen hier in Frankrijk zijn zwanger, en daarom brei ik mutsjes. Ik kan er niet onderuit dat deze toekomstige geboortegolf mijn huidige realiteit markeert: al die groeiende doperwten, vijgen en mango’s. Er is straks veel om van te houden, en waarvan ik dan houd, zal geen rotsen beklimmen of bergen afskiën, maar huilen en poepen, en met zo’n zachte babyhuid vragen om aandacht en knuffels. Terwijl ik soms ook de lokroep hoor van een eigen kind met een eigen muts, vraag ik mijn lichaam momenteel om iets heel anders: om …

