Een nieuw seizoen, een nieuw restaurant. Dit keer staan er prijzen op het menu van dertig euro of meer voor het hoofdgerecht. De baas verscheurde bijna mijn contract omdat ik niets wist van Magret de Canard en waar slakken vandaan komen. Slakken die je eet. Hij kent van al zijn producten de afkomst, de naam van het lam waarvan het been rondjes draait onder de schoorsteen, maar ook van de salade. Zijn gerechten zijn biologisch, lokaal en faits maison, tot aan de ketchup aan toe, die overigens alleen kinderen toegeschoven krijgen. Als volwassenen om mosterd vragen trekt hij zijn wenkbrauw op. Hij is gepassioneerd, als je zijn lont aansteekt door te vragen naar de Beurre Blanc bij de vis, dan krijg je een vuurwerkshow vol ingrediënten, technieken en Franse woorden die je alleen voor eten gebruikt. Ik ken in het Nederlands ‘lekker’ en ‘niet lekker’, daarom heb ik een hoop bij te leren. Gelukkig kom ik doorgaans weg met bon appétit.
Het restaurant zit vol mensen die bereid zijn om dertig euro of meer voor een hoofdgerecht te betalen. Ze denken er misschien niet eens over na. Daarom proeft iedereen de wijn. Zo’n twintig keer per avond wacht ik even op het oordeel nadat de wijn is geroken, bekeken en door de mond heen en weer is geslingerd. Meestal wacht ik op een man. Dan is er een kort knikje en begin ik glazen te vullen. Soms heb ik tafels die me niet opmerken wanneer ik met zo’n fles naast ze kom staan. Noch de wijn, noch de serveerster lijkt op zo’n moment de aandacht waard. Dan kun je niet anders dan wachten en glimlachen. Die glimlach moet ik er ’s avonds laat hardhandig afschrobben, anders ga ik ermee bed. Vlak voor het slapengaan drink ik zelf echter ook een wijntje, omdat de gasten niet altijd aan de bodem van de fles toekomen. Met een kurk op de fles fiets ik ermee naar huis, en terwijl ik zelf mijn neus in het glas laat hangen, eet mijn hond Filet de Boeuf onder de keukentafel. Daar betalen ze zestig euro per persoon voor maar ze krijgen het nooit op. Mijn hond wel.
Ze krijgen ook de frietjes niet op, de fondue of de aardappels. Aan de salade beginnen ze vaak niet eens, daarom eet ik veel salade op het moment. Mijn baas wordt er verdrietig van. Dat hij de origine van al zijn producten kent, dringt slechts tot een aantal gasten door; waarschijnlijk tot zij die ervoor langskomen. Soms probeer ik daarom toch over het eten te praten, en zeg ik uit welk dorp de vis komt (Nevache), of de crème (Prorel). Ik zou op zo’n moment ook over maanmannen met kaasvoeten kunnen spreken, dat hebben ze niet door. Misschien ontbreekt het me nog aan charisma.
Laatst hoorde ik een vrouw tegen mijn baas zeggen dat ze in de wijn zat. Moi, je suis dans le vin, zei ze letterlijk. Ze had haar eigen fles meegenomen, maar alvorens gebeld om te verifiëren of ze le droit de bouchon had. Of ze tegen een vergoeding haar eigen wijn mocht drinken, legde mijn baas uit. Dat mocht ze. Mijn collega zei toen zachtjes tegen mij dat zij in de bediening zat. Moi, je suis dans le service.
Ik ook.
Hopelijk nog voor een enkel seizoen.


Hilarisch!
Moi, je m’assieds dans le purée 😉
Hahhaha daar moet ik heel hard om lachen. Dans le purée. Voilà.
Serieus grappig! 😁
De wondere wereld van de wijn. Als rechtgeaarde Hollander verbaas ik me vooral over het betalen voor je eigen consumptie, hahaha